Onderduiken in Berlijn

Als klein meisje, ik zal niet ouder zijn geweest dan acht en niet jonger dan zes, genoot ik altijd van verjaardagen of andere gelegenheden bij mijn opa&oma of Tante Nel&Oom Tom thuis. Soms ook bij Tante Ber. Als mijn opa en zijn broers en zussen (Hans, Guus, Ber, Wil,Nel, Tom en Kees) bij elkaar waren dan kwamen de verhalen die zo levendig werden verteld en uitgebeeld dat je het gevoel kreeg er bij te zijn geweest. Dit gebeurde vaak met zoveel passie en humor dat bij veel mensen de tranen van het lachen over de wangen liepen of dat je op het puntje van je stoel zat van de spanning hoe zo’n verhaal zou aflopen. Mijn vader en zijn broers en zus hebben diezelfde gaven geërfd. Door de jaren heen heb ik veel verhalen, meerdere keren gehoord, verteld door verschillende mensen. Door getuigen of door de volgende generatie die het weer door vertelden. Ik denk dat mijn liefde voor geschiedenis daar begonnen is. Van een aantal verhalen, die in mijn geheugen gegrift staan, heb ik door verschillende puzzelstukjes in elkaar te passen, een redelijk beeld gekregen om er zodoende een kort verhaal van te kunnen schrijven. Ter ere van 4 Mei wil ik daarom één van deze met jullie delen.

Toen Kees, mijn opa, in Berlijn aankwam, duurde het niet lang voor hij een plek vond om te leven, een baantje om van te leven en vrienden maakte om mee te leven. Eén van deze vrienden was een vrachtwagen chauffeur die voorraden bracht naar winkeltjes in Berlijn. Zo nu en dan reed mijn opa mee, het zij omdat hij ergens heen moest en zijn vriend aanbood hem daar af te zetten, het zij voor gezelschap. Eén incident waarover verhaalt werd op één van de vele familie gelegenheden speelt zich af in deze vrachtwagencabine.

Op een dag, onderweg naar het centrum van Berlijn wisselden de vrienden -sterke- verhalen uit. Verhalen over hun antipathie voor de Nazi’s en hoe zij hun hekel en onvrede een uitlaatklep gaven.  De vriendelijke chauffeur vertelde zijn nieuwe vriend Kees dat hij eens een geweten foute Duitser per ongeluk expres heeft overreden met zijn vrachtwagen en dat hij voornemens was dit steeds te doen wanneer hij er één op straat herkende terwijl hij achter het stuur zat van zijn wagen.  Kees, die dit verhaal mogelijk niet al te serieus nam, lachte mee en juichte dit idee van harte toe.  Ondertussen reden ze het centrum van Berlijn binnen.  Terwijl ze hun bestemming naderden en ze bespraken wat ze na het afleveren van de vrachtwagen lading zouden gaan doen, riep mijn opa’s vriend ineens vanuit het niets: ’Daar heb je er weer één!’  Wijzend naar het redelijk druk bevolkte trottoir. Voor Kees wist wat er gebeurde gooide de bestuurder van de vrachtwagen het stuur om en reed zo over de persoon heen die hij even daarvoor had gespot terwijl omstanders nog maar net uit de weg konden springen. 

Hoe ze zijn weggekomen weet ik niet. Dat ze zijn weggekomen is zeker. Mijn grootvader is nooit gepakt voor dit incident. Bij mijn weten is de lading daarna nog afgeleverd en gingen ze daarna over tot de orde van de dag. Mijn opa was echter wel erg geschrokken en nam zich voor geen ritjes meer te maken in de vrachtwagen met zijn vriend.

Niet geschrokken vanwege het risico dat werd genomen, voor alle duidelijkheid. Mijn opa heeft nooit zo’n angst gehad voor consequenties van zijn acties. Die nam hij voor lief en aanvaarde hij bij voorbaat. Nee, hij vond het gewoon niet nodig, onsmakelijk en grof, om mensen te doden of pijn te doen. Autoklokken stelen werd gedaan zonder bloedvergieten. Hij was geen onderdeel van het verzet zoals zijn oudere broer, met een reden. Hij was op die leeftijd niets meer dan de definitie van een kwajongen. En dus nam hij voortaan de benenwagen of de bus.

Ondertussen verzamelde hij wapens die hij verborg onder zijn bed. Op verzoek van Oom Guus in Nederland misschien? Ik heb geen idee waarom hij het deed, maar dat het zo was werd verteld als een vaststaand feit in de verhalen.  Misschien was hij van het verzamelen van autoklokken overgestapt op het verzamelen van wapens? Wie zal het me zeggen, ik kan het mijn opa niet meer vragen.  Hij verborg deze wapens in de kamer die hij huurde en waar hij verbleef, onder zijn bed. Niet de slimste plaats, maar ja, waar anders? 

Zoals eerder vermeld nam mijn Opa na het bloederige vrachtwagen incident vanaf dat moment regelmatig de bus. Op vaste dagen en een vast tijdstip, naar ik vermoed om te gaan werken, stond hij bij de bushalte te wachten en na enige tijd begon hij de gezichten te herkennen van de mensen die op dezelfde route, dagen en tijden instapten op de bus.

Bij één van de haltes begon het hem op te vallen dat de bus snel weg reed voordat een oudere man die bovendien slecht ter been was kon instappen of soms zelfs gewoon de halte voorbij reed als de man de enige wachtende was bij de halte. Altijd op zo’n manier waardoor de chauffeur kon doen alsof dit niet expres gebeurde, maar waarvan je diep van binnen weet dat dit wel zo is.

De tijd was natuurlijk zo dat Kees wel begreep dat de buschauffeur zeer waarschijnlijk met goede reden een hekel had aan de man die slecht ter been was. Toch vond hij dit niet kunnen. Onbeleefd en onnodig onvriendelijk. En dus hielp hij elke kans die hij kreeg de man de bus in door hem bij de arm te nemen en omhoog op te trekken. Hij werd niet vriendschappelijk met de man, dat was een stap te ver. Hij was geenszins een fan van de Nazi’s en verweet ze heel erg de bezetting van zijn vaderland.  Tegelijk vergat hij zijn opvoeding niet en vond hij het niet nodig om in de dagelijkse routine van zijn leven op dat moment, mee te werken aan het, in zijn ogen, onnodig vernederen van de mensen die hij onderweg tegen kwam.   

Nadat hij al enige tijd in Berlijn woonachtig was, op een dag die begon zoals alle andere dagen ervoor, werd er een inval gedaan op het adres waar hij zijn kamer huurde. Reden onbekend maar natuurlijk met alle gevolgen van dien: Ze vonden de verboden wapens onder zijn bed.  Kees werd gearresteerd en mee genomen voor verhoor.  Op het bureau werd hij in een klein kamertje gezet, met twee stoelen en een tafel waar hij afwachtte wat er zou komen.

Toen de deur open ging stapte een man naar binnen die hij meteen herkende als de man die hij de afgelopen weken meermalen geholpen had zijn bus te halen. De man bleek een inspecteur van het  Gestapo te zijn en kwam nu mijn grootvader verhoren over het verboden bezit van wapens, een misdaad waarvoor je de doodstraf kreeg.

Natuurlijk herkende de man mijn opa ook. Hij ging tegenover hem zitten, met pen en papier en zei: ’Zo Meneer Pielage. We hebben een aardige collectie wapens onder uw bed gevonden die u natuurlijk verzamelde om de stad te verdedigen tegen de Russen, mochten zij Berlijn ooit bereiken. Wat een bewonderenswaardig streven.’

Mijn grootvader bevestigde dit door langzaam te knikken en antwoordde:’ Ja, natuurlijk.’

De inspecteur van de geheime staatspolitie reageerde: ‘Zoals ik al zei, bewonderenswaardig en bijzonder vriendelijk van u om ons zo te willen bij staan. Echter, het bezit van wapens is verboden, misschien was u hier niet van op de hoogte.’

Stilte. Min opa schud langzaam ontkennend zijn hoofd.

‘Juist. De wapens zullen wij van u moeten innemen, zoals u wel zult begrijpen nu u op de hoogte bent van deze wet. Als u de verklaring wilt tekenen en zult u beloven geen wapens meer houden in de toekomst, dan bent u vrij om te gaan.’

Zo gezegd, zo gedaan. En vandaag zit ik achter mijn pc en ben ik in de gelegenheid om dit verhaal met de wereld te delen omdat mijn opa zijn afkeer voor Nazi’s niet zijn menselijkheid liet aantasten.

 Hij besloot na dit incident een ander onderkomen te zoeken in een ander deel van Berlijn. In de buurt van zijn nieuwe huisvesting was een parkje waar hij vaak te vinden was. Zijn kamer was klein en benauwend. Bovendien hield hij ervan buiten te zijn.  Op een dag viel daar zijn oog op een mooie jonge vrouw die op een bankje een boek aan het lezen was.

Kees die vroeg haar of hij naast haar mocht zitten waarop zij bevestigend geantwoord zal hebben. Misschien dat het boek Nederlandstalig was, misschien zei één van hen iets in het Nederlands. Hoe het ook gekomen is, zij kwamen er achter dat zij beiden uit Nederland kwamen. Kees, die zijn geluk niet kon geloven; een aantrekkelijke jonge vrouw én een landgenote om mee te praten over thuis, stak zijn hand uit en stelde zich voor:                                                  ’Ik zal mij voorstellen;  Kees Pielage’

De jonge vrouw nam zijn hand aan glimlachte en reageerde:                              ‘Ik ben Louise. Louise Hof.’

Maar dat is een verhaal voor een andere keer.

De door mij geschreven verhalen zijn terug te vinden op deze website onder Mijn Verhalen