Het Elven Volk

Hoofdstuk 1

Amy

Londen, 3 Oktober 1870

 

Amy was laat. Ze haastte zich door de straten van Londen. Als ze geld had gehad voor een rijtuig dan zou ze het misschien nog halen. Maar geld had ze niet om uit te geven aan zoiets vluchtigs als een koetsrit. Het weinige geld dat ze had was bestemd voor eten. Dus ze zou te laat thuis komen en haar vader zou niet blij zijn.

Het was nu inmiddels donker en het kostte haar moeite om niet te huiveren bij de gedachte aan wat zich mogelijk ophield in de schaduwen tussen de huizen die ze voorbij liep.

Amy hield er niet van om in het donker over straat te lopen. Zeker niet in dit gedeelte van de stad.

Ze kwam van haar werk als dienstmeisje bij de rijke familie Williams.

Veel al waren de betrekkingen voor meisjes bij vooraanstaande families zoals de familie Williams op basis van inwoning, maar Amy had dat niet gewild. Haar thuis was op loop afstand, al was dat dan wel een flinke wandeling en ze had haar zusjes niet alleen in de zorg van haar vader willen achterlaten. Niet dat haar vader een slecht man was. Oh nee, helemaal niet zelfs. Het was alleen sinds het overlijden van haar moeder moeilijk geweest. Hij wist niet goed wat er bij de opvoeding van twee kleine meisjes kwam kijken. En dus ging ze elke avond naar huis, deed ze thuis het huishouden, kookte ze eten voor de volgende dag, herstelde ze eventuele gaten in kleding die nog de moeite van het redden waard waren, luisterde ze naar de verhalen van Annie en Josie over hun belevenissen van die dag, ging naar bed en de volgende ochtend bij het ochtendgloren stond ze op, zette ze het ontbijt klaar maakte haar zusjes wakker, kuste haar vader gedag voor hij naar zijn werk in de haven vertrok en ging zelf ook op pad naar haar werkgevers huis.

En elke avond was ze om half negen thuis. Dit was de afspraak die ze had gemaakt met haar vader. Hij vond het hele idee van zijn dochter over straat op een onbehoorlijk tijdstip verschrikkelijk.

Half negen was de tijd die ze uiterlijk van hem binnen moest zijn. Als dat niet haalbaar was, had hij haar meer dan eens gezegd, dan moest ze toch op inwonende basis een betrekking gaan zoeken. Hij en haar zusjes zouden het wel redden, was wat hij dan zei. Hoewel het alle overtuiging miste als hij de woorden uitsprak. En Amy was er vrijwel zeker van, haar vader kennende, dat hij dit echt niet serieus zou willen doorvoeren. Hij zag het zelf ook helemaal niet zitten om het zonder zijn Amy, zijn steun en toeverlaat, te moeten stellen. Dat nam niet weg dat ze bij thuiskomst een vader zou aantreffen die compleet buiten zinnen zou zijn van bezorgdheid om zijn oudste dochter. En dat was áls ze hem al thuis aan zou treffen. Misschien was hij inmiddels wel naar haar op zoek. En als ze elkaar dan eindelijk thuis zouden treffen dan zou ze naar zijn tirade moeten luisteren die minimaal een half uur zou duren. Allemaal niet onoverkomelijk natuurlijk, maar Amy kon haar tijd wel beter gebruiken.

Ondertussen was Amy halverwege de route naar huis. Ze bereikte het einde van de straat en slaat de hoek om. Hier is het geheel onverlicht. Ze versnelt haar pas. Ze hoort een geluid achter haar en de haartjes op haar nek gaan recht overeind staan. Amy begint te rennen. Haar hart klopt in haar keel.

Plotseling springt er een man, schijnbaar uit het niets voor haar. Ze kan nog net voorkomen dat ze tegen hem aanstoot.

“Sorry” zegt Amy snel, terwijl ze langs de man heen probeert te stappen.

“Geen probleem vrouwtje,” zegt de man met een krakende stem. Hij pakt haar bij haar arm vast. “ Ik weet wel een manier of twee waarmee je het weer goed kunt maken.”

Amy kijkt op voor ze beseft waar de vreemdeling op uit is en kijkt recht in zijn kwaadaardige grijns.

 

Eoghan was al twee weken in Londen. Hij zou er slechts een dag zijn. Voor zaken.

Maar toen had hij háár gezien. Sindsdien beheerste zij zijn gedachten.

Zij had hem niet gezien. Natuurlijk niet. Hij bewoog zich tussen de twee werelden. In het tussen in.

Dus hij zag haar wel. Zij hem niet. En hij was nog steeds onbesloten wanneer hij zich zou laten zien.

Wel volgde hij haar overal. Inmiddels had hij al het één en ander over haar geleerd.

Haar naam was Amy.

“Amy”. De naam proefde zoet op zijn lippen. Hij hield ervan haar naam uit te spreken.

Ze had iets over zich dat hem betoverde. Hij had nooit veel op gehad met mensen. Niet met de mensen uit zijn wereld en nog minder met mensen uit de zichtbare wereld.

Tot voor kort had hij mensen altijd gezien als wezens van een lagere orde in de wereld. Lichamelijk zwakker, mentaal onderontwikkeld.

Maar dat alles deed er nu niet meer toe. Hij had haar gezien en iets in hem was verandert. Een letterlijk voelbare verschuiving. In de geschiedenis van zijn volk waren oude sagen en legendes die verhaalden over zulke veranderingen. Ze werden een hartverankering genoemd en waren veelal de inspiratie voor de schrijvers en componisten.

Een echte hartverankering kwam weinig voor. De laatste keer dat zoiets echt gebeurde in zijn familie was meer dan zevenhonderdzesendertig jaar geleden. Bij zijn grootvader.

De laatste keer dat zoiets was voorgekomen tussen iemand van zijn volk en een mens uit de zichtbare wereld? Nooit.

En nu gebeurde het hem. Volledig onverwachts. Maar het viel niet te ontkennen. Hij herkende de verandering van de verhalen die zijn grootvader hem vertelde toen hij nog een kleine jongen was geweest. En zelfs als hij de verhalen niet had gekend, dan had hij het nu gewoon geweten.

Deze hartverankering, was precies wat het suggereerde.

Onontkoombaar, Onomkeerbaar. Volledig duidelijk.

Amy was zijn andere helft in deze wereld. In dit leven. Lichamelijk. Spiritueel.

Vanavond was hij haar weer gevolgd. Ze werkte als dienstmeisje bij een rijke vooraanstaande familie in Londen. Een baan onwaardig voor zijn toekomstige bruid. Maar hij waardeerde haar vermogen om te doen wat nodig was voor haar familie. Een eigenschap die hem niet onbekend was. Als troonopvolger was zijn verantwoordelijkheidsgevoel voor zijn volk enorm groot.

Eoghan was nog jong. Slechts tachtig jaar oud. Echter, zelfs al op deze jonge leeftijd droeg hij de last van zijn koninkrijk op zijn schouders alsof hij reeds zelf regeerde.

Hij had een plan. Hij zou zijn Amy langzaam kennis laten maken met de verborgen wereld. Langzaam laten kennis maken met hem. Door de hartverankering kon er geen sprake van zijn dat hij haar ooit nog verliet. Alleen liet. Alleen de dood kon hun nu nog scheiden. En een hartverankering was altijd wederzijds.

Dit betekende echter niet dat Amy niet ongelukkig zou worden, bang zou zijn, als hij haar zomaar bij haar familie weg rukte, haar naar een wereld bracht zo anders dan alles wat ze kende en waar ze vertrouwd mee was. En haar geluk, haar gevoel van veiligheid ging hem voor alles.

Dus hij volgde haar. Ging waar zij ging. Sliep ’s nachts in haar kamer zonder dat zij wist dat hij er was. Hield haar gezelschap terwijl ze werkte, vergezelde haar terwijl ze ‘s avonds over straat naar huis liep.

Vanavond zijn ze halverwege de weg naar haar huis als er over zijn ruggengraat een rilling van boven naar beneden loopt. Er is iets mis. Mensen, niet alle mensen, maar veel van hen, bezitten een zesde zintuig. Amy heeft dit zintuig duidelijk wel en ze reageert er direct op.

Ook zij voelt het onheil in de lucht hangen. Ze begint te rennen. Eoghan versnelt zijn pas. Nauwelijks snel te noemen voor zijn soort, maar sneller dan de gewoonlijke menselijke looppas die hij al dagen aanhoudt. Sinds hij zich voortdurend ophoudt in Amy’s gezelschap.

Er springt een man uit de schaduwen en Amy loopt tegen hem op. Eoghan weet direct dat deze persoon de reden is van zijn ongemakkelijke gevoel. Hij hoort de woorden die de man uitspreekt tegen Amy en voordat zij kan reageren stapt Eoghan de zichtbare wereld in en sluiten zijn vingers zich om de keel van de man. De geur van riool en alcohol dringt zijn neusgaten binnen.

Hij knijpt zijn hand dicht en de luchtpijp van de man klapt ineen. Terwijl het lichaam van de man slap wordt, houdt Eoghan hem nog steeds met één hand boven de grond. Hij laat los en het levensloze lichaam valt met een plof op de straatstenen.

Langzaam draait Eoghan zich om naar Amy.

 

Amy staat stokstijf stil. De man die haar bedreigde was opeens uit het donker voor haar gesprongen. De man die haar aanvaller zojuist uitschakelde kwam ook uit het niets.

En ze was er nog niet zeker van of ze nu beter af was. Het lichaam van de man met de kwaadaardige grijns lag op de koude straatstenen. De andere onbekende man draaide zich nu langzaam naar haar om.

Zo gauw als ze in zijn ogen kijkt voelt ze zich veilig. Ongelooflijk. Onmogelijk. Maar dat is wat ze voelt.

Een gevoel van herkenning. Tegelijk weet ze zeker dat ze deze man nog nooit eerder heeft ontmoet of zelfs maar gezien heeft. Deze man zou ze namelijk nooit vergeten zijn.

Eoghan schraapt zijn keel: “mejuffrouw, bent u in orde? Heeft deze persoon u pijn gedaan?”

Amy schudt haar hoofd voor ze de woorden hardop uitspreekt; “Nee, ik ben alleen geschrokken dankzij uw snelle verschijning.”

Eigenlijk vond ze het een onverwachte, onwaarschijnlijke en ongelooflijke verschijning, maar dit sprak ze niet uit.

“Ik wil me officieel aan u voor stellen. Mijn naam is Eoghan. Eoghan Ryanson.” De achternaam gebruikend die hij altijd gebruikt in zijn transacties met mensen uit de zichtbare wereld.

Hij steekt zijn hand uit. Amy slikt een keer voor ze de hand aanneemt. “Amy. Mijn naam is Amy Edwards.”

Eoghan knikt. “Kan ik je misschien begeleiden naar waar je toe onderweg was? Ik zou mezelf graag verzekeren van je veiligheid.”

Het was inmiddels helemaal donker. Amy kon Eoghan niet goed meer onderscheiden.

Voor zover ze kon zien was hij gekleed volgens de laatste Londense heren mode.

Wat haar deed vermoeden dat ze met een heer te maken had. Zij het met een ongewone naam.

Zijn accent verraadde niets.

Omdat de schrik er nog goed inzat bij Amy besloot ze zijn aanbod te accepteren. Ze voelde er niets voor om het laatste stuk onbeschermd in haar eentje af te leggen. En, hoe onlogisch ook, bij hem voelde ze zich veilig.

“Ik was onderweg naar huis. Mijn vader zal inmiddels erg ongerust zijn. Ik neem uw aanbod om me te vergezellen graag aan. Op voorwaarde dat we lopen.” Ze voelde zich bij hem dan misschien veilig, ze was absoluut niet van plan om met een vreemde in een koets te stappen!

 

Eoghan glimlacht: “ Natuurlijk mejuffrouw Edwards. Welke kant op?”


Hoofdstuk 2

Vragen

Amy staat in de hal van het grote stadshuis van de familie Williams.

Klaar om te vertrekken na een lange werkdag.

Ze draagt een lappendoek bij zich met daarin bijna een half bruin brood en 2 rozijnenbollen.

Deze heeft ze net toegestopt gekregen van Kokkie. Zo noemt het personeel de goedlachse kokkin Hilda. “Dit was over van vandaag. Voor je zusjes” fluistert ze.

Ze pakt haar mantel van de kapstok en slaat deze om. Ze knoopt het handig dicht met één hand en trekt het koord strak aan. Het is koud buiten.

Robbie, de lijfknecht van heer Williams komt de gang binnen als ze een stap richting de deur zet.

“Hé Amy, op huis aan?”

Amy knikt en Robbie snelt naar de deur om deze voor haar open te houden.

“Dankje.”

“De eer is geheel aan mijn kant,” zegt hij en hij maakt een buiging. Als hij weer rechtop staat kijkt hij Amy aan en knipoogt.

Dit ontlokt een glimlach aan Amy’s lippen. Robbie is een schaamteloze flirt, maar volkomen ongevaarlijk. Een jongen nog.

Dit in tegenstelling tot de man die haar nu buiten staat op te wachten, zoals elke avond sinds het incident.

Als ze één woord moest gebruiken om Eoghan te omschrijven dan was -ongevaarlijk- zeker niet het woord dat ze zou kiezen.

Er was iets aan hem dat maakte dat ze alle zin van realiteit verloor. Hij was niet echt.

Hij was heel echt.

Hij was er altijd wanneer ze hem nodig leek te hebben. Wanneer ze zelfs maar aan hem dacht. En zelfs als hij er niet was, niet lijfelijk aanwezig, dan nog leek het alsof iets van hem altijd om haar heen bleef hangen. Dus nee. Ongevaarlijk was hij niet.

Iets wat haar zo het hoofd op hol kon brengen was juist heel gevaarlijk.

Iemand die altijd opdook op het juiste moment, vaak uit het niets, zou haar moeten afschrikken.

Maar dat deed het niet. Amy kende haar hele leven al vele onveilige momenten. Al haar hele leven wordt ze regelmatig bezocht door een gevoel van onbehagen. Toen haar moeder ziek werd. Toen haar moeder stierf. Toen het geld opraakte. Toen ze gedwongen was een betaalde betrekking voor zichzelf te vinden. Op avonden dat haar vader nog later thuis komt dan haar.

Maar bij Eoghan, van Eoghan heeft ze dat gevoel van onveiligheid nog nooit gevoeld.

Haast alsof hij alles wat juist is in de wereld vertegenwoordigt. Alsof hij al het juiste in háár wereld vertegenwoordigt.

Amy weet nog die keer, twee jaar geleden, toen de zoon van de koetsier van meneer en mevrouw voor het eerst mee ging rijden met zijn vader op de bok, om het vak te leren, naar haar was begonnen met een knipoogje hier, een glimlachje daar. Een fluisterende liefkozing als hij haar passeerde in de personeelsgangen of op de patio achter de keuken. Hoe ze zich geen raad had geweten met zichzelf, hoe snel ze halsoverkop verliefd was geworden, hoe dit gevoel haar blij maakte, maar ook beangstigde toen ze merkte hoe roekeloos mensen kunnen worden, kunnen denken als ze verliefd zijn.

Voor het zich verder had kunnen ontwikkelen had de jongen in een ander huishouden een betrekking gevonden. Buiten Londen. Amy had hem nooit meer gezien.

 

Met Eoghan was het anders. Het gevoel was vele malen sterker, maar gek genoeg was er van angst of bezorgdheid helemaal geen sprake.

Verstandelijk… Ja verstandelijk weet ze wel dat dit niet klopt. Maar haar gevoel geeft geen enkele waarschuwing af. Het maant haar zelfs niet tot voorzichtigheid. Alsof haar hart iets weet dat de rest van haar wezen nog niet achter is.

Haar hart. Zijn hart. Is er nog wel een verschil?

Ze schud haar hoofd en stapt naar buiten.

Die gedachten zou toch op z’n minst zorgwekkend moeten zijn. Maar… Niets.

Ze draait haar hoofd en knikt Robbie goedenavond.

Zodra ze uit de schaduw van het huis stapt, staat Eoghan naast haar. Onverwachts, maar ook weer niet.

“Mejuffrouw Edwards.” Ze hoort de glimlach in zijn stem en kijkt op, recht in zijn ogen.

“Heer Ryanson” zijn naam komt een beetje ademloos over haar lippen.

“Hoe was je werkdag vandaag?”

“Net zoals anders. Gelukkig kon ik op tijd naar huis. Mijn vader hoeft zich vanavond in ieder geval geen zorgen te maken. En ik heb ook nog een extraatje mee gekregen van Kokkie.” Ze houd de gevulde lappendoek omhoog. “ Al met al geen slechte dag.”

“Lieve Amy, je vader hoeft zich nooit geen zorgen meer te maken. Met mij aan jou zijde ben je veilig”

Amy slikt. Een liefkozing en een belofte voor een langdurige toekomst in één zin.

“Hoe bedoel je dat precies” vraagt ze, haar stem zacht en nauwelijks hoorbaar.

“Hoe bedoel ik wat?”

Amy schraapt haar keel en haar stem klinkt luider.

“Mijn vader hoeft zich nooit meer zorgen te maken. Hoe bedoel je dat?”

“Ah. Nou precies zoals ik het zeg eigenlijk. Ik wil mijn leven met je delen. En ik hoop dat jij dit ook wilt.”

Inmiddels lopen ze in een goedverlichte straat. Onder een lantaarnpaal staat een bankje.

Buiten adem door zijn woorden loopt ze er naar toe en gaat zitten.

Eoghan gaat naast haar zitten.

“Meneer Ryanson…”

“Eoghan, alsjeblieft.”

“Eoghan… Hoe… Wat… We kennen elkaar helemaal niet. Hoe kan je nu al stellen dat ik degene ben met wie je de rest van je leven wilt doorbrengen?”

Hoewel haar hart haar wederom verteld dat wat hij zegt een waarheid is dwingt ze haar verstand de vragen te stellen.

 

Eoghan kijkt naar Amy terwijl ze op het bankje naast hem zit.

Waar te beginnen met zijn verhaal.

Hoewel hij zeker weet dat ook zij het onvermijdelijke voelt, dat ze van binnen weet dat er geen ontkomen aan is, dat de woorden die hij spreekt niets anders zijn dan een absolute waarheid, snapt hij haar behoefte aan antwoorden.

Daar de tijd begint te dringen, zijn vader heeft hem bericht gestuurd dat zijn aanwezigheid thuis gewenst is, lijkt de tijd aangebroken om haar meer te vertellen over hem, zijn leven, zijn wereld.

Morgen is haar vrije dag. Eoghan neemt een besluit.

“Ik weet wat mijn hart me zegt. Ik heb mijn keuze gemaakt, op een dag ben jij mijn bruid.”

Amy’s ogen worden groot. “Ja maar, ik ben maar van eenvoudige komaf, Eoghan, u ben een heer…”

“Ik ben geen heer Amy. Wie ik wel ben, wat ik wel ben is niet in een paar woorden uit te leggen. Het is iets wat ik je zal laten zien. Morgen. “

Amy kijkt hem alleen maar aan. Er zijn geen woorden die nu van toepassing zijn. Vragen genoeg, maar geen idee hoe ze die zou moeten vormen, laat staan uitspreken.

“Kom, “ Eoghan staat op en steekt zijn hand uit. Ze pakt zijn hand en hij helpt haar overeind.

Hand in hand lopen ze verder tot ze bij haar huis aankomen.

Haar vader heeft ze niets verteld over het incident weet Eoghan. Hij heeft zich wel aan hem voorgesteld waarna Amy zijn aanwezigheid verklaarde als de heer die haar overeind hielp nadat ze over een los liggende steen gestruikeld was.

Amy’s vader had hem met enige argwaan bekeken. Maar nu, twee weken na het gebeuren waarbij hij zijn aanwezigheid aan haar bekend maakte, leek hij het vertrouwen van de man te hebben gewonnen. Elke avond bracht hij haar veilig thuis. Iets wat Amy’s vader zich ook leek te realiseren.

Iets waar hij dankbaar voor was. Eoghan vermoedde dat de man zich wel afvroeg welke kan dit opging, maar dat hij niet twijfelde of Eoghans motieven wel eerbaar waren.

Hij had Amy er wel een keer op gewezen dat ze niet met Eoghan alleen mocht zijn. Niet samen in een gesloten rijtuig. Dat ze hem niet zonder chaperonne ergens alleen in huis mocht ontvangen.

Ten slotte moest ze wel om haar reputatie denken. Eoghan was bij dit gesprek geweest zonder dat Amy of haar vader dit wisten. Het had hem geamuseerd. En hij had het gewaardeerd.

Hij mocht Amy’s vader. Weer iets nieuws voor hem. Hij mocht deze man, een mens.

Waarschijnlijk was het een direct gevolg van zijn gevoelens voor Amy. Deze man was goed voor haar geweest, zorgzaam, had haar veiligheid vooropstaan, ook toen hij zelf nog niet van haar wist. Allemaal goede redenen om de man aardig te vinden. Maar evengoed. Amy’s vader is het eerste mens met wie hij een soort verwantschap voelt.

 

Hij laat haar hand los.

“Morgen. Ik kom je ophalen zodra je klaar bent om te gaan.”

Amy kijkt verward.

“Maar hoe weet je nou hoe laat ik klaar ben om te gaan?”

Eoghan glimlacht en haar hart maakt een dubbele salto.

 

“Morgen” is het enige wat hij zegt. Waarna hij zich omdraait en met een paar stevige stappen in de inmiddels donkere avond verdwijnt.


Hoofdstuk 3

Antwoorden

De volgende morgen is Amy al vroeg wakker. Het is haar vrije dag. Niet dat ze nu niets te doen heeft. Ze staat net zo vroeg op als anders, zorgt voor haar zusjes, doet de huishoudelijke klusjes die de rest van de week zijn blijven liggen. Vandaag gaat ze ook naar de markt waar ze verse groenten inslaat, en misschien bij de slager een mergpijpje goedkoop kan afnemen waar ze soep van kan trekken.

Tevens heeft ze nieuw meel en eieren nodig.

Als ze klaar is met haar binnen klusjes en de voordeur opent om het huis te verlaten staat Eoghan daar.

Ze kijkt hem recht aan waarna hij veel betekenend naar beneden kijkt. Haar blik volgt de zijne.

Aan zijn voeten staat een grote mand gevuld met voedsel. Een snelle blik verteld haar dat alles wat ze van plan was te gaan halen op de markt in mand zit. En nog meer. Tevens is er een tweede kleinere mand. Ook gevuld.

“Voor jou, “ zegt hij.

“Ik… Dat is teveel ik kan dat niet aannemen.”

“Amy…” Zijn stem klinkt niet gebiedend, zeker niet smekend. Meer als een constatering. Ze begrijpt zijn bedoeling. Het is geen verzoek. Het… Is.

“Amy,” zegt hij weer, “vandaag wordt een dag waarin je veel zult zien, zult horen. Je zult vragen hebben, antwoorden krijgen en nog meer vragen hebben. En omdat we alleen vandaag hebben wil ik zo spoedig mogelijk beginnen.”

Amy slaat haar ogen neer en ademt diep in. Morgen was weer een werkdag. Ze had inderdaad alleen vandaag. En na vandaag zou ze weten of er een toekomst was voor haar met deze man. Als dat niet het geval was dan…

Verder dan dat komen haar gedachten niet. Als hier geen toekomst in zat, dan wat? Dan was haar toekomst nog steeds met hem hoorde ze een stemmetje in haar hoofd fluisteren.

Nou. Dat zou me toch zorgen moeten baren?

Amy opent haar ogen: “Laten we maar gaan dan.”

 

Nadat ze de grote mand in de kleine keuken heeft achtergelaten legt Eoghan haar uit waar de kleinere mand voor is. “Voor een picknick. Een lunch.”

Daarna stapt ze door de voordeur naar buiten.

Ze lopen enkele minuten samen in de richting van de markt.

Opeens stopt Eoghan en hij draait zich naar haar om.

“Vertrouw je me?”

Amy hapt naar adem; “Hoe bedoel je, waarom…”

“Vertrouw je me?”

Amy slikt. “Ja.”

“Oké.” Eoghan draait zich naar de weg en steekt zijn hand op naar een huurrijtuig dat hun kant uit rijd. Het rijtuig stapt en Eoghan opent de deur. “ Kom mee dan.”

Amy aarzelt een seconde, neemt dan zijn arm aan en staat hem toe haar in de koets te helpen. Terwijl ze plaats neemt op het koetsbankje laat ze langzaam haar adem ontsnappen. Eoghan wisselt enkele onverstaanbare woorden met de koetsier en stapt in. Het rijtuig komt vrijwel direct in beweging.

“Wil je weten waar we heen gaan?” vraagt hij.

Amy knikt, nog niet tot spreken in staat.

“Epping forest.”

Amy’s ogen worden groot.

“Maar dat is meer dan een uur rijden en wat gaan we daar doen?”

“Ik heb het bos nodig om je te laten zien waar ik vandaan kom.”

Hier begreep Amy niets van.

“Waarom heb je daar een bos voor nodig? En waarom kan je het me niet gewoon vertellen?”

“Omdat je me niet zou geloven.”

Hier moest Amy even over nadenken.

“Oke.”

“Oke?”

“Ja. Ik vertrouw je.”

In de meer dan een uur durende rit naar het bos praatten ze over koetjes en kalfjes. Het weer, hoe het werk is. Haar zusjes. Veilige onderwerpen. Maar het is helemaal geen ongemakkelijke reis. In tegendeel. Het praat zo gemakkelijk en ontspannen. Als een onbesproken afspraak spreken ze met geen woord over wat ze gaan doen. Ze weet dat ze het moet zien en moet laten gebeuren om het te begrijpen. Het heeft geen zin er nog meer woorden aan te verspillen. Zo nu en dan werpt Amy een blik uit het raampje. Ze hebben inmiddels de stad verlaten en de zon schijnt. Een heerlijk gevoel van vrijheid stroomt door haar heen.

Het rijtuig houd uiteindelijk halt wanneer ze de rand van Epping Forest bereiken.

Eoghan helpt haar met uitstappen en wisselt enkele woorden met de koetsier en ze begrijpt dat hij afspreekt dat de koetsier hier op hen blijft wachten.

Daarna neemt haar hand in de zijne. In de andere mand draagt hij de mand.

“Kom.” En hij leid haar haar het bos in. Ze lopen enige tijd op een veel gebruikt pad. Zo is te zien door de vele sporen. Het is geen verhard pad, maar door de jaren heen is heeft het zoveel verkeer gezien dat het heel goed begaanbaar is.

Ze leggen een half uurtje in stilzwijgen af. Het is wederom geen ongemakkelijke stilte. Hoewel Amy’s nieuwsgierigheid met de minuut in omvang toeneemt.

Eoghan stopt en wijst naar links het bos in. “Hier verlaten we dit pad en gaan op dat paadje verder.”

Dat paadje was niet veel meer dan een zandstrookje. Ja er liepen vast wel eens mensen overheen. Maar zeker geen paarden, absoluut geen wagens. Het pad liep duidelijk weg van de bewoonde wereld en leidde hen dieper het bos in.

Amy slikt en Eoghan knijpt even in haar hand.

Oke. Ze was nu zover gekomen. Het was te laat om zich te bedenken. Ze wilde antwoorden. Ze had antwoorden nodig. Met haar hoofd omhoog en haar kin naar voren gaf ze een knik en Eoghan stapte naar voren. Hoewel hij nog steeds haar hand vasthield liep ze eigenlijk meer achter hem. Het pad, of wat voor een pad door moest gaan was niet breed genoeg om naast elkaar te kunnen lopen.

Amy weet niet hoeveel tijd er inmiddels is verstreken of waar ze zijn als ze opeens door de bomen heen vandaan stappen en terecht komen in een soort kleine weide. Het hoge gras, de wilde bloemen, in de zon geven het een schilderachtig aanzicht en Amy slaakt een verrast kreetje.

Ze laat Eoghans hand los en rent naar voren om vervolgens met haar armen wijd een aantal rondjes te draaien.

“Dit is een hemelse plek!”

Eoghan glimlacht blij verrast door haar reactie.

“Is dit wat je me wilde laten zien?”

Met haar vraag is Eoghan direct weer terug in de realiteit.

“Nee. Maar we zijn er wel bijna.” Hij loopt op haar toe en stopt heel dicht bij haar. Ze kijkt hem recht aan. Heel even lijkt het alsof ze geen lucht meer krijgt. Alsof de tijd stilstaat.

Hij pakt haar hand en trekt haar zonder iets te zeggen met zich mee.

Ze lopen het kleine veldje over. Aan de overkant vanwaar ze het veldje betraden stopt hij naast een gigantisch oude en hoge boom.

“Dit,”begint Eoghan, “is de oudste eik in dit bos.”

Amy kijkt hem aan en wacht af.

“Om mijn wereld te leren kennen, te kunnen zien, te betreden heb je iets tastbaars nodig dat verbonden is met de aarde. Iets tastbaars dat in beide werelden bestaat. “

Amy kijkt onzeker. Ze begrijpt niet wat hij zegt. Of, ze begrijpt wel wat hij zegt, maar niet wat hij bedoelt.

Eoghan ziet haar blik en gaat verder; “Het valt niet uit te leggen. Je moet het zien. Houd mijn hand vast en houd je andere hand tegen de stam gedrukt. Doe je ogen dicht.”

Vlak voor ze haar ogen sluit ziet ze hem zijn lege hand ook op de stam van de boom plaatsen.

De mand met het eten staat op de grond.

“Open langzaam je ogen”

Amy doet wat hij zegt hoewel ze nog steeds niet begrijpt wat ze aan het doen zijn. Zodra haar ogen open zijn komt er een golf van duizeligheid over haar heen. Ze laat de boom los en zakt op de grond.

“Amy!” Eoghan zakt naast haar door zijn hurken.

“Gaat het? Het komt door de reis. Dat zal na verloop van tijd beter gaan. “

De reis? Ze liepen al ruim een uur in het bos. Hoe kon ze nu opeens last krijgen van een aanval van duizeligheid?

“Het gaat al weer.” Dit was wat overdreven, maar uit ervaring wist ze dat bij duizeligheid in beweging blijven de beste remedie was.

Ze probeerde weer te gaan staan en Eoghan hielp haar overeind. Hij liet haar niet los en bleef haar ondersteunen.

Het voelde prettig. Heel even leunde ze tegen hem aan. Het was ongepast. Maar wie zou er van weten? Het gevoel van het bos, het gevoel dat ze onzichtbaar waren voor de buitenwereld maakte haar dapper.

“Amy, kijk eens rond en vertel me wat je ziet?”

Voor het eerst sinds ze de boom had losgelaten keek ze om zich heen. In eerste instantie viel haar niets bijzonders op. Maar dan, als ze langer kijkt, beter kijkt ziet ze dat het weide veldje kleiner lijkt geworden. En het paadje waar ze net vanaf komen kan ze niet meer vinden. De mand met eten en drinken is verdwenen.

Langzaam draait ze een rondje.

“Het is… anders”

Eoghan knikt.

“De weide is een stuk kleiner. Ik zie het pad niet meer waar we net vandaan kwamen.”

Amy’s stem klinkt haar schril in de oren.

“Ja. Dat komt omdat de weide zoals hij nu is een natuurlijke weide is. Aanwezig in beide werelden. Alleen in jouw wereld hebben ze bomen verwijderd, en de weide daarmee kunstmatig groter gemaakt.”

Amy schud haar hoofd en voelt de duizeligheid weer enigszins terug komen.

“Wacht! Beide werelden? Wat bedoel je daar toch mee?”

 

“Laten we gaan zitten. Het kleed zit nog in de mand. Die ga ik zo halen en dan praten we verder.”

Hij zakt op de grond en trekt haar mee en begint in een snel tempo tegen haar te praten. “Luister. Vergeet alles wat je weet over hoe de wereld in elkaar steekt. Het is anders dan het lijkt.

Er zijn twee werelden. Een zichtbare wereld en een onzichtbare wereld. Zo noemen wij ze. Jij komt uit de zichtbare wereld en slechts weinig in jouw wereld weten van het bestaan van de andere. Jouw duizeligheid was het gevolg van de reis naar de onzichtbare wereld.”

Amy kijkt hem. Haar gezicht wit en vragend. Ongelovig, verward. “Ik ga nu de mand halen. Hierdoor zal je me zien verdwijnen en weer terug komen.”

Was Eoghan geestelijk ziek? Was zij dat?

Was dit een droom? Nee. Geen droom. Was dit haar verbeelding?

Eoghan legt zijn hand op de oude eik en verdwijnt voor haar ogen.

De schrik slaat Amy om het hart en ze krabbelt overeind. Voor ze helemaal rechtop staat echter, verschijnt Eoghan weer, dit keer met de mand in zijn hand.

 

“Oke, “ zegt Amy, terwijl ze zich weer op de grond laat zakken, “ik denk dat het tijd wordt voor wat antwoorden.