Als klein meisje, ik zal niet ouder zijn geweest dan acht en niet jonger dan zes, genoot ik altijd van verjaardagen of andere gelegenheden bij mijn opa&oma of

Tante Nel&Oom Tom thuis. Soms ook bij Tante Ber. Als mijn opa en zijn broers en zussen (Hans, Guus, Ber, Wil, Nel, Tom en Kees) bij elkaar waren dan kwamen de verhalen die zo levendig werden verteld en uitgebeeld dat je het gevoel kreeg er bij te zijn geweest. Dit gebeurde vaak met zoveel passie en humor dat bij veel mensen de tranen van het lachen over de wangen liepen of dat je op het puntje van je stoel zat van de spanning hoe zo’n verhaal zou aflopen.  Mijn vader en zijn broers en zus hebben diezelfde gaven geërfd. Door de jaren heen heb ik veel verhalen, meerdere keren gehoord, verteld door verschillende mensen. Door getuigen of door de volgende generatie die het weer door vertelden. Ik denk dat mijn liefde voor geschiedenis daar begonnen is. Van een aantal verhalen, die in mijn geheugen gegrift staan, heb ik door verschillende puzzelstukjes in elkaar te passen, een redelijk beeld gekregen om er zodoende een kort verhaal van te kunnen schrijven. 

Het Hol van de Leeuw

Guus Pielage, eind 1930
Guus Pielage, eind 1930

Mijn overgrootouders van mijn vaders kant, Jan en Toos, kregen zeven kinderen. Vijf zoons en twee dochters.

Ten tijde van de tweede wereld oorlog waren zij jongen mannen en vrouwen met zeven uiteenlopende karakters en ieder met een eigen kijk op de wereld.

Mijn opa, Kees, was de jongste en erg onstuimig, slechts 21 jaar oud aan het begin van de oorlog.

Zijn oudere broer Guus was, zoals ze zeggen, volwassener. 

 

Guus leidde een verzetsgroep in Haarlem en zette zijn leven daarmee dagelijks op het spel. Hij en zijn groep saboteerde de bezetter op alle mogelijker wijzen.

Eén operatie in het bijzonder werd een anekdote tijdens verjaardagen bij mijn grootouders thuis.

Die keer dat ze ’s nachts inbraken in een met prikkeldraad omheind gebouw.

Mijn opa was mee tijdens deze missie, meer om te voorkomen dat hij in de weg liep.

Zie je, mijn opa had zo zijn eigen ideeën over hoe de vijand te irriteren.

Als een echte kwajongen had hij de hobby opgevat om autoklokken te stelen uit de dure auto’s van hoog geplaatste Duitse officieren.

Dan stond hij om een hoekje te wachten op die enkele onbewaakte ogenblikken waarin hij zijn slag kon slaan.

Sluit je ogen, zie het voor je en zet er in je hoofd een spannend film muziekje onder: Het resultaat is een zenuwslopende scene die in menig spannende film niet zou misstaan. 

Een hele collectie had hij uiteindelijk. Meerdere keren werd hij bijna betrapt en één keer was het echt op een haartje!

De bakker, die net voorbij fietste, was zijn redding.

Kees sprong achterop en de bakker sjeesde, dankzij mijn grootvader ook met gevaar voor eigen leven, door de straten van Haarlem en redde daarmee hun beide levens.

 

 

Kees Pielage, rond 1940
Kees Pielage, rond 1940

Om een lang verhaal kort te maken:

Deze acties van mijn opa waren een doorn in het oog van het verzet.

Autoklokken stelen waren pesterijtjes die, hoewel ze jaren later voor hilarische verhalen zorgden tijdens familie bijeenkomsten, de Duitsers onnodig irriteerden en mensen in gevaar brachten.

En dus besloot Guus dat Kees onder zijn toeziend oog, zijn anti sympathieën tegen de bezetter op een nuttige manier tot uiting ging brengen.

Hij nam zijn lastige jonge broertje mee tijdens verzet acties en zo ook tijdens die nachtelijke inbraak.

Wat ze precies deden die avond, wat de reden van hun missie was, dat weet ik niet, hoewel ik er naar kan gissen. Het stelen van voedselbonnen? Het lezen van belangrijke informatie om door te kunnen spelen naar de geallieerden? Het redden van een gevangene?

Ik weet dat dit laatste wel eens is voorgekomen zo nu en dan.

Wie zal het zeggen, de verhalen waar ik naar luisterde als meisje van zeven of acht jaar oud, muisstil tussen de grote mensen in de hoop dat ze me niet naar bed zouden sturen, missen een hoop van de fijnere details.

Wat ik wel weet is dat de hele operatie bijna helemaal verkeerd afliep.

Tijdens het klimmen over het hek, op de heen of terug weg, geen idee,  bleef mijn opa hangen aan het prikkeldraad, en zijn gevloek en getier ten gevolge van deze pijnlijke toestand deed hij niet in stilte.

Voor ze het wisten gingen de lichten aan, de sirenes aan en moesten ze maken dat ze wegkwamen. Ook dit deed mijn opa niet verstommen, in tegendeel, zo kwaad als hij was, zo luidruchtige was hij ook en van ver te horen. Bovendien zat hij nog steeds vast!

Mijn oom Guus, die het ‘SSSHHHT’ en het tot stilte manen inmiddels opgegeven had rukte hem uiteindelijk met geweld los, hem achterlaten was geen optie, niet alleen omdat mijn opa te veel wist, maar ook omdat Guus zich niet in de positie wilde bevinden om aan mijn overgrootouders uit te moeten leggen dat hij hun -lastige- jongste zoon aan prikkeldraad had laten hangen…

Na deze actie werd besloten dat Kees Haarlem moest verlaten.

Hij werd inmiddels gezocht en had zich bij het verzet ook niet bepaald geliefd gemaakt. En dus moest hij onderduiken. Dat deed hij. Hij bedacht een voor hem compleet logische plaats om dit te doen, een plek waar niemand hem zou verwachten. Het hol van de leeuw. Hij ging naar Berlijn.

 

Wordt vervolgd ...


Onderduiken in Berlijn

Toen Kees, mijn opa, in Berlijn aankwam, duurde het niet lang voor hij een plek vond om te leven, een baantje om van te leven en vrienden maakte om mee te leven.  

Eén van deze vrienden was een vrachtwagen chauffeur die voorraden bracht naar winkeltjes in Berlijn. 

Zo nu en dan reed mijn opa mee, het zij omdat hij ergens heen moest en zijn vriend aanbood hem daar af te zetten, het zij voor gezelschap.

Eén incident waarover verhaalt werd op één van de vele familie gelegenheden speelt zich af in deze vrachtwagencabine. 

Op een dag, onderweg naar het centrum van Berlijn wisselden de vrienden -sterke- verhalen uit. Verhalen over hun antipathie voor de Nazi’s en hoe zij hun hekel en onvrede een uitlaatklep gaven.   

De vriendelijke chauffeur vertelde zijn nieuwe vriend Kees dat hij eens een geweten foute Duitser per ongeluk expres heeft overreden met zijn vrachtwagen en dat hij voornemens was dit steeds te doen wanneer hij er één op straat herkende terwijl hij achter het stuur zat van zijn wagen. 

Kees, die dit verhaal mogelijk niet al te serieus nam, lachte mee en juichte dit idee van harte toe. Ondertussen reden ze het centrum van Berlijn binnen. 

Terwijl ze hun bestemming naderden en ze bespraken wat ze na het afleveren van de vrachtwagen lading zouden gaan doen, riep mijn opa’s vriend ineens vanuit het niets: ’Daar heb je er weer één!’  Wijzend naar het redelijk druk bevolkte trottoir.

Voor Kees wist wat er gebeurde gooide de bestuurder van de vrachtwagen het stuur om en reed zo over de persoon heen die hij even daarvoor had gespot terwijl omstanders nog maar net uit de weg konden springen. 

Hoe ze zijn weggekomen weet ik niet. Dat ze zijn weggekomen is zeker. Mijn grootvader is nooit gepakt voor dit incident. Bij mijn weten is de lading daarna nog afgeleverd en gingen ze daarna over tot de orde van de dag.  Mijn opa was echter wel erg geschrokken en nam zich voor geen ritjes meer te maken in de vrachtwagen met zijn vriend. 

 

Niet geschrokken vanwege het risico dat werd genomen, voor alle duidelijkheid. Mijn opa heeft nooit zo’n angst gehad voor consequenties van zijn acties.

Die nam hij voor lief en aanvaarde hij bij voorbaat. Nee, hij vond het gewoon niet nodig, onsmakelijk en grof, om mensen te doden of pijn te doen.

Autoklokken stelen werd gedaan zonder bloedvergieten. Hij was geen onderdeel van het verzet zoals zijn oudere broer, met een reden.

Hij was op die leeftijd niets meer dan de definitie van een kwajongen. En dus nam hij voortaan de benenwagen of de bus.

 

Ondertussen verzamelde hij wapens die hij verborg onder zijn bed. Op verzoek van Oom Guus in Nederland misschien?

Ik heb geen idee waarom hij het deed, maar dat het zo was werd verteld als een vaststaand feit in de verhalen. 

Misschien was hij van het verzamelen van autoklokken overgestapt op het verzamelen van wapens?

Wie zal het me zeggen, ik kan het mijn opa niet meer vragen. 

Hij verborg deze wapens in de kamer die hij huurde en waar hij verbleef, onder zijn bed. Niet de slimste plaats, maar ja, waar anders?

 

Zoals eerder vermeld nam mijn Opa na het bloederige vrachtwagen incident vanaf dat moment regelmatig de bus.

Op vaste dagen en een vast tijdstip, naar ik vermoed om te gaan werken, stond hij bij de bushalte te wachten en na enige tijd begon hij de gezichten te herkennen van de mensen die op dezelfde route, dagen en tijden instapten op de bus.            

Bij één van de haltes begon het hem op te vallen dat de bus snel weg reed voordat een oudere man die bovendien slecht ter been was kon instappen of soms zelfs gewoon de halte voorbij reed als de man de enige wachtende was bij de halte. Altijd op zo’n manier waardoor de chauffeur kon doen alsof dit niet expres gebeurde, maar waarvan je diep van binnen weet dat dit wel zo is. 

De tijd was natuurlijk zo dat Kees wel begreep dat de buschauffeur zeer waarschijnlijk met goede reden een hekel had aan de man die slecht ter been was.

Toch vond hij dit niet kunnen. Onbeleefd en onnodig onvriendelijk. En dus hielp hij elke kans die hij kreeg de man de bus in door hem bij de arm te nemen en omhoog op te trekken. Hij werd niet vriendschappelijk met de man, dat was een stap te ver. Hij was geenszins een fan van de Nazi’s en verweet ze heel erg de bezetting van zijn vaderland. Tegelijk vergat hij zijn opvoeding niet en vond hij het niet nodig om in de dagelijkse routine van zijn leven op dat moment, mee te werken aan het, in zijn ogen, onnodig vernederen van de mensen die hij onderweg tegen kwam.

Nadat hij al enige tijd in Berlijn woonachtig was, op een dag die begon zoals alle andere dagen ervoor, werd er een inval gedaan op het adres waar hij zijn kamer huurde. Reden onbekend maar natuurlijk met alle gevolgen van dien: Ze vonden de verboden wapens onder zijn bed.  Kees werd gearresteerd en mee genomen voor verhoor.  

Op het bureau werd hij in een klein kamertje gezet, met twee stoelen en een tafel waar hij afwachtte wat er zou komen. 

Toen de deur open ging stapte een man naar binnen die hij meteen herkende als de man die hij de afgelopen weken meermalen geholpen had zijn bus te halen.

De man bleek een inspecteur van het Gestapo te zijn en kwam nu mijn grootvader verhoren over het verboden bezit van wapens, een misdaad waarvoor je de doodstraf kreeg. 

Natuurlijk herkende de man mijn opa ook.

Hij ging tegenover hem zitten, met pen en papier en zei: ’Zo Meneer Pielage. We hebben een aardige collectie wapens onder uw bed gevonden die u natuurlijk verzamelde om de stad te verdedigen tegen de Russen, mochten zij Berlijn ooit bereiken. Wat een bewonderenswaardig streven.’                                                                

Mijn grootvader bevestigde dit door langzaam te knikken en antwoordde:’ Ja, natuurlijk.’   

De inspecteur van de geheime staatspolitie reageerde: ‘Zoals ik al zei, bewonderenswaardig en bijzonder vriendelijk van u om ons zo te willen bij staan. Echter, het bezit van wapens is verboden, misschien was u hier niet van op de hoogte.’ 

Stilte. Mijn opa schud langzaam ontkennend zijn hoofd.  

‘Juist. De wapens zullen wij van u moeten innemen, zoals u wel zult begrijpen nu u op de hoogte bent van deze wet. Als u de verklaring wilt tekenen en zult beloven geen wapens meer houden in de toekomst, dan bent u vrij om te gaan.’                      

Zo gezegd, zo gedaan.

En vandaag zit ik, anno 2019, achter mijn pc en ben ik in de gelegenheid om dit verhaal met de wereld te delen omdat mijn opa zijn afkeer voor Nazi’s niet zijn eigen menselijkheid liet aantasten.   

Hij besloot na dit incident een ander onderkomen te zoeken in een ander deel van Berlijn.  

In de buurt van zijn nieuwe huisvesting was een parkje waar hij vaak te vinden was.           

Zijn kamer was klein en benauwend. Bovendien hield hij ervan buiten te zijn.  

Op een dag viel daar zijn oog op een mooie jonge vrouw die op een bankje een boek aan het lezen was. 

Kees die vroeg haar of hij naast haar mocht zitten waarop zij bevestigend geantwoord zal hebben. 

Misschien dat het boek Nederlandstalig was, misschien zei één van hen iets in het Nederlands.

Hoe het ook gekomen is, zij kwamen er achter dat zij beiden uit Nederland kwamen.

Kees, die zijn geluk niet kon geloven; een aantrekkelijke jonge vrouw én een landgenote om mee te praten over thuis, stak zijn hand uit en stelde zich voor:                       

’Ik zal mij voorstellen;  Kees Pielage’                                                                                                                      

De jonge vrouw nam zijn hand aan glimlachte en reageerde: ‘Ik ben Louise. Louise Hof.’

 

Maar dat is een verhaal voor een andere keer.


Een Leger van Engeltjes

Mijn oma Louise als mijn getuige tijdens mijn huwelijksvoltrekking op 3 maart 2000, in Alkmaar.
Mijn oma Louise als mijn getuige tijdens mijn huwelijksvoltrekking op 3 maart 2000, in Alkmaar.

Als klein meisje wist ik het al: Als ik op een dag een dochter zou krijgen, dan zou ze Louise gaan heten, naar mijn oma. Mijn oma was lief, warm, zorgzaam, grappig, sterk, erg mooi op jonge en latere leeftijd, altijd verzorgd en ze rook altijd lekker. Toen ik in 2000 trouwde was zij mijn getuige op mijn huwelijk. Niet alleen omdat ik dit heel graag wilde maar ook omdat ik niemand wilde overslaan, en iedereen, echt iedereen hield van mijn oma, of je haar nu al jaren kende of net vijf minuten. Toen ik mensen vertelde dat ik mijn Oma had gekozen om mijn enige getuige te zijn tijdens mijn huwelijk was niemand teleurgesteld. Het was volkomen logisch.

Toen mijn  oudere neef trouwde en een paar jaar later ook mijn oudere nicht trouwde en vervolgens zwanger raakte hield ik mijn adem in. Maar geen van beide noemde één van hun dochters Louise.

Toen onze Louise geboren werd en ik haar belde om haar te vertellen dat ze opnieuw overgrootmoeder was geworden feliciteerde ze me uitbundig. Ik zie mezelf nog zitten; Net bevallen, baby in mijn armen, in mijn slaapkamer aan de Gaffelstraat in Alkmaar, op ons grote twee persoons bed, hoog op klossen. ‘En hoe gaat ze heten?’

Louise met haar achterkleindochter, Louise. Eind Oktober, begin November. 2001
Louise met haar achterkleindochter, Louise. Eind Oktober, begin November. 2001
Louise Hof op ongeveer 22 jarige leeftijd.
Louise Hof op ongeveer 22 jarige leeftijd.

Op mijn antwoord dat ze Louise zou gaan heten slaakt mijn oma een verbaasde kreet:

 ‘Zo heet ik ook!’ … Bijna alsof het toeval was.

 

 

 

Lang na haar overlijden heb ik een voicemail van haar bewaard zodat ik af en toe het geluid van haar stem nog eens kon horen en het geurtje dat ze mijn hele leven droeg staat standaard op de plank bij mijn PC. ‘Oma in een flesje’ noem ik dat wel gekscherend.  De voicemail ging verloren met de huistelefoon waar deze op stond maar ik bleek die helemaal niet nodig te hebben. Tot op de dag van vandaag kan ik haar stem oproepen en als ik mijn ogen sluit zie ik haar rondscharrelen in de keuken of zitten we weer met z’n allen aan tafel. Eerst aan de Vaarzenhof en later aan de Wilhelminastraat in Uden. 

 

Mijn oma werd geboren op 23 Juli 1917 in Den Haag.

Ze zou, als ze nu nog in leven was geweest, afgelopen Juli haar 102e verjaardag hebben gevierd.

 

Ondanks haar geboorteplaats werd zij omdat ze een Duitse moeder had door de Duitse overheid gezien als Rijksduitser.  Omdat ze een ongehuwde jonge vrouw was ten tijde van de inval en bezetting door het Duitse leger in Nederland werd zij door hen op de trein gezet naar Duitsland. Zij had hier geen keuze in.

 

In Duitsland probeert zij, zo goed en zo kwaad als ze kan, een bestaan op te bouwen. Ze mist Nederland heel erg. Natuurlijk heeft ze altijd geweten van haar moeders Duitse nationaliteit, maar zij is Nederlandse in hart en ziel.

 

Haar vader was een Fransman. Nog voor Louise’s tweede verjaardag sterft haar vader en niet lang daarna trouwt haar moeder met een Nederlandse man.  Louise, hier dus geboren en getogen, heeft een Nederlandse (stief)vader en voelt zich Nederlandse. Frankrijk is net zo min haar thuis als Duitsland dat is. Thuis is Nederland en ze wil niets liever dan terug naar huis. 

Ondertussen was het in Duitsland lang niet overal veilig. Louise verbleef in Berlijn en de stad lag regelmatig onder vuur van bombardementen.

Op haar vrije dagen, met mooi weer, was zij te vinden in het park. Vaak met een boek, daar kon zij zich dan helemaal in verliezen en doen alsof ze ergens anders was, een mooiere plek en in betere tijden.

En één van die boeken, zo jammer dat ik de titel er niet van weet, redde op een dag zelfs haar leven.

 

Zittend op haar favoriete bankje in een parkje, ergens in Berlijn, was zij aan het lezen in een stevig en dik boek toen het luchtalarm afging. De waarschuwing voor het bombardement kwam laat en voor ze de tijd had om zich goed en wel in veiligheid te brengen vlogen de scherven van de gedropte bommen haar al om de oren. Door het ontbreken van een andere optie binnen handbereik, verborg zij zich snel onder het bankje. Haar boek hield zij nog steeds stevig tegen zich aangedrukt. Toen het bombardement voorbij was en zij nog bevend van schrik voorzichtig onder het bankje vandaan kroop zag ze de grote scherf in haar boek steken. Het boek dat ze tijdens het bombardement tegen haar borst geklemd had gehouden. En zo gaat het verhaal over het boek dat haar leven redde.

Eén van de postkaarten die Kees naar Louise stuurde was een postkaart met zijn portret afbeelding op de voorkant.
Eén van de postkaarten die Kees naar Louise stuurde was een postkaart met zijn portret afbeelding op de voorkant.

Niet lang daarna ontmoette zij Kees, mijn opa, in hetzelfde parkje.

Mijn opa was een enorme charmeur, zoals jullie je misschien inmiddels wel kunnen voorstellen uit eerdere verhalen en natuurlijk een kwajongen. Mijn oma, zoals ik me haar herinner, was op latere leeftijd puur liefde. Volgens velen is ze zo altijd geweest, volgens haar vijf kinderen niet altijd 😉

Samen zaten ze in hetzelfde schuitje; beide tegen hun zin niet in Nederland te kunnen zijn.

Dat schepte een band en al snel zagen ze elkaar dagelijks en praatten ze over van alles en nog wat.

Misschien waren de dingen anders gelopen als ze elkaar in andere omstandigheden hadden ontmoet, maar dat zullen we nooit weten natuurlijk.

 

Mijn opa besloot in zijn eeuwige wijsheid die hij als 23 jarige reeds bezat dat het onveilige Berlijn geen plek was voor een jonge vrouw alleen. Er bovendien van uitgaande dat geen van hen beide nog lang van deze wereld zou zijn motiveerde hem om zoveel mogelijk te leven in de korte tijd die zij nog hadden. Het is de reden dat mijn opa en oma zeven weken na de dag van hun eerste ontmoeting met elkaar trouwden. 

De achterkant van de portret postkaart
De achterkant van de portret postkaart

Hun huwelijk kwam voor hen met verschillende voordelen;  Ze kregen het gevoel, hoe weinig tijd ze dan ook nog hadden, geleefd te hebben. Iemand ontmoeten, leren kennen, in het huwelijk treden en een gezin vormen. Ze deden het in sneltreinvaart, maar ze deden het wel.

En ook niet onbelangrijk; mijn oma was niet langer een ongehuwde jonge vrouwelijke Rijksduitse.

Ze kon naar huis!

 

Mijn opa kon natuurlijk niet naar huis. Hij was nog steeds aan het onderduiken voor zowel de Duitse bezetter als de Nederlandse verzetsgroepen die ook een appeltje met hem te schillen hadden, maar omdat de situatie in Nederland toch iets veiliger leek dan in Berlijn besloten ze dat het beter was als ze zou gaan. En dus vertrok mijn oma na de wittebroodsweken met de trein richting Nederland, naar Haarlem, naar haar nieuwe familie, de ouders, broers & zussen van Kees en belde daar aan met een brief van hem, waarin hij hen vertelde dat hun jongste zoon getrouwd was en of ze alsjeblieft goed voor zijn bruid wilde zorgen tot hij in de gelegenheid zou zijn dat zelf weer te kunnen doen.

Terwijl mijn Oma haar nieuwe familie leerde kennen, in Haarlem, aan de Johan van Vlietstraat 76,

was mijn grootvader weer helemaal alleen. In die tijd schreven ze elkaar brieven en foto postkaarten, daarmee leerden ze elkaar beter kennen dan in de zeven weken voor hun trouwen. Het creëerde de basis van hun huwelijk dat ruim zestig jaar zou duren.

 

De tijd verstreek en nadat er een redelijke periode van afkoeling was verstreken liet Kees oudste broer Guus, leider van één van Haarlems verzetsgroepen, hem weten dat het veilig genoeg leek om thuis te komen.

 

Kees zegde de huur op van zijn onderkomen, zegde zijn werk op, verkocht de spullen die hij niet mee zou (kunnen) nemen op zijn treinreis terug naar huis.

Ondanks zijn ‘close call’ met de Gestapo een tijdje terug, was hij inmiddels toch weer in t bezit van wapens. Uiteraard werd alle bagage gecontroleerd bij het binnenlopen van de treinstations, maar mensen werden, vooralsnog, niet gefouilleerd. Dat deden ze steekproefsgewijs. Natuurlijk besloot Kees dat hij zijn nieuwste in bezit gekomen vuurwapen mee wilde nemen.

 

Behalve de controle van de bagage liep daarin tegen nog een probleem aan: Het paste niet heel makkelijk in een tas of koffer. Het was een groot ding. 

Hij besloot het wapen aan de zijkant langs zijn lijf te tapen/binden. Ik weet niet precies welk materiaal hij daarvoor gebruikt heeft. Hij klapte het machinepistool gedeeltelijk in en liet het langs zijn been lopen. Hierdoor kon hij zijn knie niet meer buigen en liep hij overtuigend mank rond.

 

Hij kon zonder problemen de trein instappen en strompelde door de trein opzoek naar een zitplaats.

Een Duitse officier, met een coupé voor zichzelf ziet hem voorbij komen, lopend met de grootste mogelijke moeite door het machinepistool dat langs zijn been gebonden zat.

De officier neemt automatisch aan dat het mank lopen van mijn grootvader te danken is aan blijvend letsel van een in de oorlog opgelopen verwonding en roept hem de coupé in, bied hem een zitplaats aan.

De zenuwen zullen nu ongetwijfeld door zijn lijf gieren, hij wil, kan, niet weigeren. Hij bedankt de officier en neemt heel voorzichtig plaats op de bank tegenover hem. Één knie gebogen en één been gestrekt…

De reis terug naar huis was begonnen.

 

De reis verloopt voorspoedig. De officier blijkt een gezellige man die om een praatje verlegen zit en hij bied mijn opa op verschillende momenten een sigaretje aan. Het duurt niet lang of ze kletsen samen over van alles en nog wat, terwijl de coupé blauw staat van de rook.

Op ongeveer de helft van de reis wordt de trein tot stilstand gebracht voor een steekproef controle.

Alle passagiers moeten de trein uit en met hun bagage in een rij gaan staan. Eén voor één worden ze gefouilleerd en alle bagage gecontroleerd.

Mijn opa blijft zitten. Blijft met overtuiging gezellig meepraten met de Duitse officier en neemt nog een trekje van zijn sigaret.

Een soldaat komt de coupé binnen en geeft de order aan Kees dat ook hij de trein moet verlaten en in de rij moet gaan staan.  Paniek!

Maar nog voor dat mijn opa kan opstaan zegt de officier tegen de soldaat:  ‘Er nicht, er kann sitzen bleiben.’ En wuift de soldaat weg.

Heel gemakkelijk zal mijn opa deze reis niet gezeten hebben. Ik kan mij zo voorstellen dat hij zo’n twee liter aan zweet verloor door de zenuwen en onderweg geen gebruik durfde te maken van het toilet tijdens deze lange reis.

Er aan denken aan hoe dat moet zijn geweest doet de haren in mijn nek rechtop staan.

 

Een Engeltje op je schouder hebben, zo gaat dat gezegde. Ik denk dat mijn Opa er een heel legertje had zitten… 

Louise met baby Kees, voor de deur van de Johan van Vlietstraat 76, te Haarlem
Louise met baby Kees, voor de deur van de Johan van Vlietstraat 76, te Haarlem

Kees komt gezond en wel, compleet met alle ledematen intact aan op de van Vlietstraat in Haarlem waar hij zijn Louise weer in de armen kan sluiten.

Negen maanden later wordt hun eerste zoon, Thom, geboren, in Oktober van 1944.

Kort na de bevrijding sluit Kees zich aan bij de Nederlandse luchtmacht en in 1947 bevalt Louise van haar tweede zoon, mijn vader, Kees, vernoemd naar zíjn vader.  Kees Sr. vertrekt kort daarvoor of net daarna naar Nederlands Indië, als officier van de luchtmacht, daar vind op dat moment de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog plaats. Als mijn vader een paar weken oud is reist Louise haar man met haar twee zoontjes achterna. Als hogere officier heeft haar man de mogelijkheid om zijn gezin te laten overkomen. Kees kan zijn geluk niet op en na wederom negen maanden wordt hun dochter, Christina (Roepnaam Toosje), geboren.

Waar zijn manschappen hier eerst nog met afgunst naar keken – die man heeft zijn vrouw en kinderen dichtbij waar wij onze gezinnen mogelijk jaren niet zullen zien- sloeg dit al snel om in opluchting dat hun geliefden veilig thuis waren in Nederland toen de oorlog escaleerde en het leven van Kees zijn hele gezin in zeer groot gevaar kwam.

 

Maar dát verhaal is er één voor een andere keer.  


Extra:

Mijn Opa was inderdaad al enige tijd in West Indië toen mijn vader geboren werd. Om deze reden stond de foto van mijn Opa naast het bed, in het ziekenhuis, tijdens en na de bevalling. Zo was hij er toch een beetje bij. 

14 Mei 1919 - 15 December 1998
14 Mei 1919 - 15 December 1998
Op het Vaarzenhof in Uden. Ik was hier net 18 jaar oud. Ik ging Alex voorstellen aan mijn grootouders. Hij nam deze foto.  Zomer 1997.
Op het Vaarzenhof in Uden. Ik was hier net 18 jaar oud. Ik ging Alex voorstellen aan mijn grootouders. Hij nam deze foto. Zomer 1997.

Extra 2:

Toen mijn Opa overleed op 15 December in 1998, op 79 jarige leeftijd,  was ik zelf 19 jaar oud.

Hij werd opgenomen in het ziekenhuis in verband met een aneurysma en hij werd hieraan succesvol geopereerd. Na de operatie kreeg hij een hartaanval. Ook deze overleefde hij, maar zijn hart was dusdanig verzwakt dat hij nu een hartoperatie nodig had. Dit was niet mogelijk door de medicatie die hij kreeg én nog nodig had voor zijn net herstelde aneurysma. Het stond vast dat hij binnen 24 uur zou komen te overlijden. Op dit nieuws keek hij de arts aan vanuit zijn ziekenhuis bed, knikte hem toe en zei: 'Morfine.' 

Waarop hij zich draaide naar zijn zoons aan zijn bed en zei: Eerst een peuk en een biertje. Daarna is het klaar. '

Mijn oom ging een paar biertjes en een pakje shag halen en de kinderen van mijn grootouders lieten hun ouders alleen voor hun afscheid. 

Mijn opa kreeg zijn shag en zijn biertje, dat is het voordeel als twee van je zoons op de ambulance zitten, één als chauffeur en de andere als verpleger, en dus wel bekend zijn bij het ziekenhuis personeel. Om de beurt mochten zijn kinderen en kleinkinderen hem bij bewustzijn gedag zeggen, zijn hand vastpakken, hem een kus geven. Toen de arts kwam met de morfine stuurde hij ons én mijn oma weg. Zij wilde blijven, maar daar wilde hij niets van weten. Daarna is hij in slaap gebracht en binnen zes uur overleden. Zodra mijn opa buiten bewust zijn raakte is mijn oma trouwens gewoon weer naast zijn bed gaan zitten en hield zijn hand vast tot het einde.  

Tijdens de uitvaart, die bestond uit een kerkdienst en vervolgens nog een dienst in het crematorium, klonken er tijdens die tweede dienst verschillende klassieke stukken en één Engelstalig nummer dat ik niet kende. De tekst vond ik heel mooi en het bleef bij me, mede omdat het zo afstak tegen de rest van de keuzes. 

Aan het einde van de dienst hoorden wij een oorverdovend lawaai van een vliegtuigen/straaljagers die zeer laag overvlogen, waarvan mij later door verschillende familieleden verteld werd dat dit een eerbetoon was geweest vanuit de luchtmacht waar hij tot zijn pensioen bij had gediend. 

 

Na de uitvaart gingen we met de hele familie: al zijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen uit eten in een grand café met een warme maaltijd en biertjes voor alle volwassenen. Het was de bedoeling dat dit een feestelijke avond zou worden, om het leven te vieren. En natuurlijk vloeiden naast het bier en een wijntje hier en daar, ook de vele kleurrijke verhalen rijkelijk deze avond.

Later, toen ik weer aan dat bijzondere lied moest denken, besloot ik mijn oma ernaar te vragen; 'Waar kwam de keuze voor dat liedje vandaan?'

Haar antwoord verraste mij. Het nummer was gekozen door mijn opa, vóór haar. 

Het bleek dat sinds dat nummer uit was gekomen in 1949 hij dat elk jaar op haar verjaardag voor haar gezongen heeft, in de ochtend voor er visite kwam, als ze  alleen met z'n tweetjes waren. Het nummer toevoegen aan zijn uitvaart repertoire was zijn manier om nog één laatste keer eer te bewijzen aan haar. 

Hierboven het nummer in kwestie. Origineel in 1949 uit gebracht door Leon Payne en later door veel verschillende artiesten gecoverd. Oa. door Elvis en Johnny Cash. Bovenstaande versie is uitgevoerd door Jim Reeves en was de versie die op de uitvaart werd afgespeeld. 



Sprong uit de trein

Wil Pielage
Wil Pielage

Oom Guus, de op één na oudste broer van mijn opa zat in het Haarlemse verzet en was één van diens leiders.

Mijn Opa was de jongste van zeven en de kwajongen van het stel.

Daartussen kregen mijn overgrootouders nog vijf kinderen en Oom Wil was daar één van.

Het verhaal van 2021 gaat over hem.

 

Oom Wil was een temperamentvolle jongeman en zijn hart was van goud.

Koppig, zoals het een echte Pielage betaamd en een heel goed inschattingsvermogen.

Hij had een goede realiteitszin en zag dingen voor wat ze waren. Goed, slecht, complicaties.

 

Hij wist bijvoorbeeld, zonder enige twijfel, dat de Joden vervolging fout was. Slecht was.

Geen propaganda, geen anti semitische wereldbeelden die hij mogelijk ergens opgedaan zou kunnen hebben zouden hem van het tegendeel hebben kunnen overtuigen. Niet gezegd dat hij Antisemitisch wás. Ik ga er eerlijk gezegd vanuit dat hij dit niet was. Maar mijn punt is; zelfs al was hij dat wel, niets had hem er in dat geval van kunnen overtuigen dat de Jodenvervolging een goede zaak zou zijn.

Wat je wereldbeeld en vooroordelen ook zijn, je vervolgt mensen niet, kinderen niet, je neemt ze niet alles af, stript ze niet van hun waardigheid, hun leven, je pijnigt ze niet, je martelt ze niet puur op basis van hun geloofsovertuiging, huidskleur, manier van leven, seksuele geaardheid.

Niet hele groepen, niet personen. Dat was wat hij bovenal geloofde en waarvoor hij stond.

 

Hij liet zich niet door de ene broer de NSB in praten (Verhaal voor een andere keer) Hij had helder voor ogen wat zij waren en wie er aan de touwtjes trok en waarom.

Hij liet zich niet door de andere broer het verzet in praten. Daarin voorzag hij mogelijke complicaties zoals bijvoorbeeld verraad, expres of als gevolg van marteling.

Maar hij geloofde ook niet in niets doen. De wereld stond in brand.

Wil werkte alleen.

 

Toen het duidelijk werd dat de Joden die op de trein gezet werden niet terug kwamen, toen de geruchtenstroom opgang kwam over de kampen, toen Wil zich realiseerde, helder van geest, welke waarheden hier waarschijnlijk in zaten wist hij niet direct wat te doen met deze informatie.

 

Hij kende een Joods gezin. Niet dat ze goede vrienden waren of hecht, maar hij kende ze wel. Een vader en moeder, twee kleine kinderen. Als ze elkaar tegenkwamen op straat zeiden ze elkaar altijd gedag. Tenminste… Dat was zo. In die dagen kwam het gezin niet zo heel vaak meer buiten en als ze buiten kwamen dan hielden ze hun hoofd laag en hun blik op de grond gericht.

 

De details ontbreken me, maar op een dag maakt het gezin zich klaar om onder te duiken, vóór dat ze op de trein gezet kunnen worden. Mogelijk hadden ze de oproep al gehad, alles ging redelijk snel en het gezin was hierdoor naarstig opzoek naar iemand van buiten die ze konden vertrouwen. Van wie ze afhankelijk zouden zijn voor levensmiddelen, medicijnen en informatie.

De persoon die ze hiervoor in vertrouwen namen was Wil. Het benaderen van Wil was een risico voor het gezin, maar het risico van het kamp, van het gescheiden worden van de kinderen, van het nooit meer terug komen was vele malen groter. Ook zij hadden de geruchtenstroom gehoord.

Het besluit van Wil om hen te helpen was ook niet zonder risico’s voor hem. Maar helpen deed hij.

Het gezin had zelf al een veilig en verborgen onderkomen weten te verzekeren en ze namen Wil hier mee naar toe. Hij nam de taak op zich om hun persoon in de buitenwereld te zijn zodat ze deze plaats niet hoefden te verlaten opzoek naar eten en het risico op ontdekking te vergroten.

 

Ondertussen trachtte hij een zo onopvallend mogelijk leven te leiden, wetende welke verantwoordelijkheid hij nu droeg.

Dit ging niet altijd vanzelf of makkelijk. Hij had zoals gezegd een oudere broer als verzetsleider en een jongere broer die officieren van hun autoklokken afhielp voor de lol. Hijzelf was een man met een temperament en een soms impulsief karakter.

Hij zag dingen. Wist dingen. Hoorde dingen. Soms kan je nog zo je best doen om moeilijkheden uit de weg te gaan maar soms vinden moeilijkheden jou.

Zo raakte hij ongewild twee keer betrokken bij iets wat hem in de problemen bracht.

Wederom weet ik de aanleiding niet precies. Hij raakte onbedoeld betrokken bij een opstootje?

Hij werd tijdens een routine controle betrapt op het in het bezit zijn van een verzetspamflet?

De mogelijkheden zijn eindeloos, maar de intentie van Wil was in ieder geval om nooit in dusdanige problemen te komen. Hij was voorzichtig, helaas bleek dat niet voldoende.

 

De eerste keer dat hij gearresteerd werd ging het allemaal heel erg snel. Eerst werd hij vervoerd naar het lokale politie bureau en voor hij het wist, voor dat iemand van zijn familie op de van Vlietstraat het wist, zat hij in een goederen trein met eindbestemming een werkkamp in oost Europa. En dat laatste stukje informatie was hem ook puur bij toeval ter ore gekomen doordat hij twee soldaten die de wagon bewaakten er over hoorde praten.

Er waren voor die rit ook maar twee soldaten beschikbaar gesteld door de commandant op het politie bureau, wat Wil de gelegenheid gaf om een ontsnappingspoging te ondernemen. Want hij wist, zo zeker als op dat moment de zon scheen, dat wanneer hij eenmaal in dat kamp terecht was gekomen er van een kans tot ontsnappen geen sprake meer zou zijn.

En dus deed Wil alsof hij sliep en op het moment dat de bewakers zich verplaatsten naar de volgende wagon schoof hij de deur van de goederenwagon open. De trein minderde iets aan vaart, mogelijk vanwege een overgang, maar had nog steeds gevaarlijk veel vaart. Wil zou zeker iets breken als hij nu uit de trein zou springen. Mogelijk zelfs zijn nek. Maar ja. Wat moest hij dan? Het risico van uitstel was te groot. De schuifdeur was nu al open. De soldaten konden elk moment terugkeren en op dat moment was het voorbij. De trein denderde door, langs weilanden en leegstaande bloemenvelden, langs weilanden met koeien, schapen, langs grond vol met boerenkolen en bloemkolen. Aardappels. Je kent het wel. Het typische Nederlandse boerenlandschap. Zouden er soldaten met geweren op het trein dak staan? Schietend op iedereen die probeerde te trein te ontsnappen? Niet te lang bij stilstaan.

Wil ademde diep in. Sloot zijn ogen. En…

Sprong.  

 

Wil brak niets.

Op het moment dat hij zijn ogen sloot en de spong waagde reed de trein langs een gierput. Een gierput is een diepe opslagruimte voor vloeibare mest. Deze vloeibare mest brak zijn val. Hij zat van tenen tot kruin onder, maar hij brak niets.

De reis per voet naar huis in Haarlem duurde zes uur en in die tijd had hij genoeg tijd om boos te worden over de hele situatie. Wil stond toch al redelijk bekend als een driftkikker en hij had nu genoeg om zich kwaad over te maken.  Er wordt gezegd dat men hem aan het einde van de straat al kon ruiken. Toen hij aankwam, de deurbel indrukte en er open werd gedaan door zijn verbaasde vader riep Wil boos uit: ‘Die moffen die gaan nog wel, maar die boeren zouden ze allemaal af moeten schieten!’  

Zijn kleren hebben ze begraven in de achtertuin. Een brandje zou de geur en bovendien rookwolken te veel verspreiden en mogelijk ongewenste aandacht trekken.

 

Wil ging in bad. En nog een keer en nog een keer. Het duurde zeker een week voor hij niet meer naar mest rook.

Jan Pielage, mijn overgrootvader. De vader van Wil.
Jan Pielage, mijn overgrootvader. De vader van Wil.

De tweede keer dat hij gearresteerd werd ging het anders. Inmiddels waren er blijkbaar andere protocollen en was er een duidelijk traject dat gevolgd werd na een arrestatie. Afhankelijk van de misdaad en natuurlijk je afkomst.

Na zijn arrestatie werd hij doorgestuurd naar een huis van bewaring vanwaar hij na enige tijd doorgestuurd zou worden naar een strafkamp, vanwaar hij wederom waarschijnlijk niet meer terug zou keren.

Deze keer was er geen gelegenheid om uit een trein te springen. Vanuit de gevangenis lukte het hem wel om een brief te schrijven én te laten verzenden naar de familie.

Met deze brief kon hij laten weten waar hij verbleef en verzocht hij of iemand hem kon bezoeken voor hij op transport gezet werd.

Thuis in Haarlem werd een plan gesmeed. Nou was het niet overal toegestaan om gevangenen te bezoeken maar het was ook niet onmogelijk.

Uiteindelijk werd besloten om zus Nel en schoonzus Louise te sturen. Twee jonge vrouwen werden minder snel als bedreiging gezien en na een oproep tot de menselijkheid van de bewakers lukte het hen om binnen te komen. Ze mochten Wil zien in zijn cel.

Wat de bewakers bij de poort en de bewaker die hen naar de cel van wil bracht en hun wat privacy gunde niet was opgevallen was hoeveel kleding beide dames droegen.

In de cel konden Nel en Louise van twee outfits drie outfits maken, inclusief dames schoenen en een sjaaltje voor om het hoofd en een beetje lippenstift.

Vervolgens liepen ze gearmd met z’n drieën, Wil in het midden stuntelend op de pumps die hij droeg, de gevangenis uit en het terrein af.

Zonder twijfel een zenuwslopende onderneming, maar wel een geslaagde.

Ternauwernood ontsnapte Wil voor de tweede keer aan vrijwel gegarandeerd doodsvonnis.

 

De oorlog sleepte zich voort en Wil zorgde succesvol voor het gezin dat hij hielp onderduiken maar toen brak de hongerwinter aan. Thuis op de van Vlietstraat in Haarlem woonden ze met veel mensen: zijn ouders zijn broers en zussen. Gezinnen van zijn verschillende broers. Een dreumes. Een baby. Op de van Vlietstraat moesten ze elke dag zo’n vijftien mensen voeden.

In de voorraadkast stond een grote ronde kaas. Je kent ze wel, zoals die van de kaasboer.

Van die mega grote ronde kazen. Ontzettend kostbaar zeker in die tijd. Eetbaar goud bijna. Voedzaam en bedoeld om een hele lange tijd mee te doen.

Het gevoel van verantwoordelijkheid naar zijn eigen familieleden en naar het Joodse gezin dat volledig van hem afhankelijk was moet moeilijk te dragen zijn geweest.

De kaas, bedoeld om zo lang als mogelijk was te bewaren en te eten wanneer de nood het hoogst was werd door Wil elke dag een beetje uitgehold. Aan de buitenkant zag je er niets van, hij was heel voorzichtig en secuur. Maar elke dag nam hij een stukje van de kaas en bracht hij het naar het Joodse gezin tot de dag dat er alleen nog maar een lege huls in de voorraad kast lag.

En ook toen zei hij het tegen niemand.

De dag kwam dat het nodig was voor mijn overgrootouders om de kaas aan te gaan snijden. Het was naast nodig ook een enorme traktatie waar iedereen zich al een tijd op verheugde.

Ik kan me alleen maar indenken hoe groot de schok en verbazing, gevolgd door wanhoop, frustratie en irritatie moet zijn geweest toen ze er achter kwamen dat alle kaas al op was. Weg was.

 

Omdat het huis te klein was, om volkomen logische redenen, bekende Wil al snel dat hij het was die de kaas had uitgehold. En toen hem gevraagd werd naar de reden kon hij alleen maar zeggen dat hij de kaas helemaal zelf had opgegeten.

Het pak slaag dat hij kreeg als gevolg is er één geweest van epische proporties, één die jaren later nog regelmatig werd aangehaald tijdens familie bijeenkomsten. Ook heeft hij dagen niets te eten gekregen, zijn buik zat immers vol genoeg met kaas om lang op te kunnen teren

Pas lang na de oorlog, op één van die beroemde bijeenkomsten, vertelde Oom Wil het ware verhaal achter de uitgeholde kaas.

 

En het Joodse gezin?

Dat overleefde de oorlog intact dankzij Wil. Na de oorlog emigreerden ze naar Israël waar ze in zijn naam een boom hebben gepland, iets wat binnen het jodendom een grote betekenis heeft en een grote uiting van dankbaarheid is.

 

De hoofdletter N van Nel

Vrijheid is een heel groot goed en nergens in de wereld vanzelfsprekend. Ook niet in Europa zo is anno 2022 maar weer eens gebleken.  

Op het moment van posten van het 4 mei verhaal van 2022 bevind ik me in Schotland. Gisteren nog bezocht ik Culloden Moor dat op 16 April 1746 in een slagveld veranderde en feitelijk het einde betekende van de Schotse Clans en de Schotse levenswijze tot dat moment. 

 

In minder dan een uur was het Schotse leger verslagen en de repercussies waren enorm. Er waren grote hoeveelheden willekeurige massa executies, arrestaties en plunderingen. Kastelen werden tot de grond toe afgebrand Het dragen van tartan, het spelen van de doedelzak en het spreken van Gaelic werd verboden en wie het waagde deze regel te overtreden en betrapt werd kon rekenen op lijfstraffen, gevangenisstraf en in een aantal gevallen zelfs de doodstraf. Grote delen van de cultuur die Schotland al honderden jaren rijk was gingen voorgoed verloren. 

Vandaag herdenken we in Nederland en ik heb wederom geprobeerd een familieverhaal uit deze tijd op papier te zetten. 

In September van 1944 werd er vanuit Engeland opgeroepen tot een spoorwegstaking waaraan velen gehoor gaven. De Rijkscommissaris van Nederland was hier woedend over en legde alle voedseltransporten per schip stil als represaillemaatregel. Omdat er op dat moment geen aanvoer van voedsel meer over de weg plaatsvond vanwege grote benzinetekorten had deze strafmaatregel zeer grote gevolgen. 

Al snel was het iedereen duidelijk dat de voedseltekorten zouden gaan lijden tot honger en dit zorgde voor een steeds grimmiger wordende sfeer in Nederland.

 

Petronella Catherina Henrica Pielage werd geboren op 13-11-1914 en vierde haar dertigste verjaardag tijdens deze hongerwinter.

 

Zij was mijn vaders Tante Nel, het vijfde kind en tweede dochter van mijn overgrootouders.

Voor mij was zij ook Tante Nel, mijn oudtante met een hoofdletter T van tante en een hoofdletter N van Nel, want ze had een ijzersterk karakter.  

Als jonge vrouw vond zij liefde bij een man van een andere religie en een huwelijk kon om deze reden geen doorgang vinden. Hierop besloot zij de rest van haar leven alleen te blijven.

Nou ja, alleen?     

Nel als jonge vrouw
Nel als jonge vrouw

Zij heeft tot het laatste moment voor haar vader en moeder gezorgd samen met haar broertje Tom.

Groot geworden op de Johan van Vlietstraat is zij daar gebleven tot ook Tom zelf overleed met wie zij haar hele leven heeft samen geleefd in hun ouderlijk huis. 

Mijn vader, geboren in datzelfde huis, was samen met zijn broers en zus en directe neefjes en nichtjes, het kind dat zij zelf nooit kreeg. 

Tante Nel was niet altijd de makkelijkste in de omgang: enig beterweten, zelfovertuiging in combinatie met eigenwijsheid is een echte Pielage eigenschap. Hoewel niet zonder reden zijn ze moeilijk te overtuigen wanneer ze er wel eens naast zitten of dat dingen mogelijk anders zijn voor een ander. Dat gezegd hebbende was ze er altijd voor de volle honderd procent voor ons wanneer wij haar nodig hadden en voor wie zij vond dat zij nodig was. Ook al had je daar zelf misschien niet altijd zo’n behoefte aan. Ze was een ijzersterke vrouw, een keiharde werker. 

Tante Nel was voor ons een soort bonus oma. Omdat mijn eigen grootouders van beide kanten niet zo dichtbij woonde en wij geen auto hadden zagen wij Tante Nel én Oom Tom veel vaker dan mijn Opa’s en Oma’s. Zij hadden wel een auto, woonden in Haarlem en reden zeker één keer per acht weken naar Den Helder om ons op te zoeken. Dan gingen we winkelen, kregen we nieuwe kleren en aten we een patatje of iets anders in de restauratie van de Vroom en Dreesman. Als ik jarig was, bijna, of net geweest, dan mocht ik een cadeau uitzoeken bij de Bart Smit. Zo kreeg ik van Tante Nel mijn dure babypop en die dure rolschaatsen waar al mijn klasgenootjes ook op rolschaatsten.   

Toen ik ging trouwen met Alex ging ze met mij japon shoppen in Haarlem en toen ik mijn droomjurk daar vond heeft zij deze voor mij gekocht. Toen ik niet veel later zwanger was van Louise besloot Tante Nel dat we een auto nodig hadden en dat het voor haar tijd was te stoppen met autorijden en deed ze ons haar laatste (en onze eerste) auto cadeau. 

 

Ook bezochten we hen zeker twee keer per jaar aan de van Vlietstraat in Haarlem tot ze op na het overlijden van Oom Tom naar Bloemendaal verhuisde, naar een aanleunwoning aan de Donkere Laan. 

Eind 1944 waren er op de van Vlietstraat in Haarlem veel monden te voeden en de tekorten werden daar steeds meer voelbaar. Alles ging binnen het huishouden op rantsoen. Ondanks deze maatregel werden de situatie al snel nijpend genoeg dat er iets gebeuren moest. 

In de omgeving van de van Vlietstraat, in het hele Garenkokerskwartier, in heel Haarlem was nauwelijks meer iets van substantie, iets voedzaams te vinden.  

Uiteindelijk werd de toen 30-jarige Nel erop uitgestuurd om buiten Haarlem opzoek te gaan naar voedsel met de handkar. Er werd besloten dat Tom met haar mee zou gaan. 

Veel mensen gingen opzoek naar voedsel in deze tijd en dit werden hongertochten genoemd, tijdens de winter van 1944-1945.

Nel liep van Alkmaar naar Spanbroek, met een handkar. Een route van bijna 50 kilometer, op een lege maag en verzwakt door gebrek aan voedzame voeding. Zij liep aan een stuk heen en terug en op de terugweg bracht zij voedsel mee op haar handkar. Tom die mee was stortte halverwege de terugweg van pure uitputting in elkaar. Hij kon niet meer. 

Blijven staan of uitrusten was geen optie. Niet alleen omdat ze in Haarlem aan het wachten waren op eten maar ook omdat stilstand beroving betekende. In Augustus was de gasvoorziening al stopgezet en in september was ook de elektriciteit ermee opgehouden. Koken kon alleen nog maar op kacheltjes die gestookt werden met al het hout dat er maar te vinden was, want ook dat was schaars. 

De kar zelf bestond uit hout en om Nel en Tom heen stierven mensen langs de kant van de weg van de honger. Ze moesten zo snel als ze konden de van Vlietstraat bereiken. 

 

Tom achterlaten was geen optie en Nel tilde hem op de handkar, bovenop de met veel moeite vergaarde levensmiddelen en vervolgde haar voetreis naar huis en zij stopte niet tot zij daar aankwam. Ze brachten meel, aardappels en groenten mee en heeft daarmee welzeker de levens gered van haar ouders, zus en broers en hun jonge gezinnen. Tante Nel is uiteindelijk 94 jaar geworden en vond oud zijn een verschrikking. Tot op het laatst was ze een persoonlijkheid die je niet over het hoofd zag en iemand om rekening mee te houden.

Ongeacht aan welke kant je staat in een oorlog, de gewone burger is altijd de grootste verliezer.

De boer die niets anders wil dan zijn land bewerken en zijn vee verzorgen om te voorzien in zijn of haar levensonderhoud.

Een bakker die letterlijk alleen wil zorgen voor brood op de plank.

Docenten, een winkelbediende of bijvoorbeeld een hovenier.

Gezinnen, ouderen. Het maakt niet uit aan welke kant je staat voor deze mensen. Allemaal zijn ze slachtoffer en vaak gezien als de onfortuinlijke prijs die betaald wordt voor een oorlog. 

En dus als ik terugkijk naar de dagen van 13 februari tot en met 15 februari van 1945 dan denk ik daaraan.

 

An het einde van de oorlog werd de Duitse stad Dresden drie dagen én nachten lang continu gebombardeerd door 800 Amerikaanse en Britse bommenwerpers. Totaal werden er 3400 ton aan explosieven losgelaten op de stad, waarbij zeker 25.000 mensen de dood vonden. Anno 2022 zijn de geschiedkundigen het nog steeds oneens over het aantal slachtoffers; dit ligt ergens tussen de 25.000 en 125.000. Volgens de Nazi’s waren het er rond 500.000 en 1000.000, de DDR meende later dat het slachtoffer aantal rond de 100.000 lag. In 2008 concludeerde een groep Duitse historici na vijf jaar onderzoek dat het aantal rond de 25.000 lag. Niet iedereen is het met deze laatste telling eens en een uur voordat het onderzoeksrapport openbaar werd gemaakt, werd ertegen geprotesteerd voor het stadhuis van Dresden. Ongeacht de waarheid, want uiteraard hebben verschillende partijen baat bij verschillende waarheden, blijft het slachtoffer aantal enorm hoog en het doet niets af aan het leed dat deze mensen hebben ervaren. 

Ook de motivatie voor dit bombardement hangt af van welke versie je gelooft. De geallieerden gaven als officiële reden dat Dresden een groot communicatiecentrum was voor de Nazi’s en ze dat onschadelijk wilden maken om het Duitsland moeilijker te maken om met hun troepen te communiceren die op dat moment vochten tegen het Sovjetleger.

De oorlog liep op dat moment al op z’n einde en tijdens de duur van de oorlog is Dresden nooit een bolwerk geweest van oorlog of andere grote productie.

 

De stad stond juist bekent om z’n schoonheid, kunst en architecturale schatten allemaal nog goed bewaarde en onderhouden overblijfselen uit de middeleeuwen. De minder officiële lezing is dan ook dat het bombardement en vrijwel totale vernietiging van de stad bedoeld was als straf en tegelijk het Duitse moraal te verzwakken. 

Tom in zijn jonge jaren
Tom in zijn jonge jaren

Oom Tom, zoon zes van de zeven kinderen van mijn overgrootouders bevond zich op het moment van het bombardement in Dresden. Tom was daar net zoals vele andere Nederlanders om te werken. Dwangarbeid. Na de barre tocht van Haarlem naar Spanbroek had hij bij zijn familie aangegeven dat dit misschien niet eens zo slecht zou zijn want dan was er thuis in Haarlem tenminste een mond minder te voeden. Tom werd in Dresden aan het werk gezet voor de Duitse Bundespost, de Duitse PTT. Het is mij onbekend welk werk hij daar moest doen. Als dwangarbeider werd je in de gaten gehouden: als je niet kwam opdagen voor je werk bijvoorbeeld dan was je strafbaar. Zomaar teruggaan naar huis kon ook niet, want dat is de eerste plek waar ze zouden zoeken. 

Hij was nog niet zo lang in Dresden toen de eerste bommenwerpers hun lading boven de stad lieten vallen. Hij liep op dat moment door de straten van zijn verblijf naar zijn werkplek, dook ineen en toen hij overeind kwam, enige tijd later en volledig onder een laag stof, stond hij als enige en was alles, maar dan ook echt alles om hem heen plat. Geen gebouw, geen boom, geen lantaarnpaal stond nog rechtop. Alleen hij, moederziel alleen, 755 kilometer van huis. 

De weg naar zijn werkplek was verdwenen en tegen de tijd dat hij de locatie vond waar zijn werkplek zou moeten zijn bleek ook dat gebouw niet meer te bestaan. Hij besloot daar direct op dat moment de stad te verlaten. Tom vertrok te voet met niets meer dan de kleren die hij droeg richting Nederland. Op verschillende momenten werd hem vervoer aangeboden door Duitse soldaten in verschillende militaire vervoersmiddelen wat hij dankbaar aannam. Er was vaak wel een voorwaarde: hij moest de lucht in de gaten houden, met zijn hoofd uit het dakraam van de auto, tank, vrachtwagencabine om te waarschuwen voor overvliegende geallieerden vliegtuigen. 

Hele stukken liep hij en een aantal keer passeerden hij boerderijen en woningen waar hij uit medelijden van mensen die zelf weinig konden missen toch een stuk brood kreeg. Dit verborg hij onder zijn kleding en hij at alleen als hij een verstop plek had in bijvoorbeeld een greppel, volledig uit het zicht van eventuele passanten, uit vrees voor beroving. 

Vanaf het moment dat hij de Duits -Nederlandse grens oversteekt accepteert hij niet langer vervoer van Duitse militairen en de rest van de weg naar de van Vlietstraat in Haarlem legt hij te voet af. 

Uiteindelijk arriveert hij daar eind februari, begin maart van 1945. 

 

Tom overleed in 1994 aan de gevolgen van kanker op de van Vlietstraat 76 te Haarlem in zijn bed in het bijzijn van Nel, mijn moeder en mijn grootmoeder Louise. 

J. van Vlietstraat 76 te Haarlem in de hoek. Jaren 30
J. van Vlietstraat 76 te Haarlem in de hoek. Jaren 30

Het 4 Mei verhaal van 2022 was moeilijker om op papier te zetten dan de verhalen van voorgaande jaren. Hoewel met veel ontzag geschreven en hopelijk ook met datzelfde gevoel te lezen voor wie de moeite neemt, viel er geen greintje gevoel van avontuur of humor in terug te brengen. Misschien is het dit jaar, 2022 tussen pandemie en oorlog, misschien is het mijn verdieping in de geschiedenis van Schotland vooraf aan het schrijven hiervan en de gevolgen van de ‘Battle of Culloden’. 

 

Misschien was het de herhaalde realisatie dat propaganda en de verspreiding van mis + desinformatie een ziekte en een gevaar is van alle tijden met alle gevolgen van dien.  

 

Ik wil dit jaar afsluiten met een dankwoord voor mijn Tante Nel en Oom Tom. 

Zij waren de bonus grootouders die ik als vanzelfsprekend nam. Twee bijzondere mensen, zus en broer, die er altijd waren voor de hele familie Pielage. Trotse drager van de naam.  Goede mensen. En de laatste van de Pielage clan die de van Vlietstraat 76 te Haarlem bewoonden. (Tot de dag dat ik het huis terug in de familie breng. #Goals.)

 

Lieve mensen. Bedankt voor het lezen. Herdenk vandaag, vier morgen je vrijheid. Hij is kostbaar en het vieren waard. Tot volgend jaar!

 

 

Eerst schieten en later vragen...

Dit verhaal gaat over mijn grootouders en hun gezin ten tijde van de dekolonisatie van Indonesië. 

Ja mijn grootvader diende bij de KNIL.

Nee dit verhaal dient niet om een discussie te starten over hoe goed of hoe fout dekolonisatie en kolonisatie was en is. Dit verhaal dient ook niet als een geschiedenisles, daarvoor heb ik veel te weinig echte kennis over dit zeer donkere stukje Nederlandse geschiedenis. Hierdoor kan ik daar geen echt geïnformeerde mening over geven.

Dit is slechts een stukje persoonlijke familiegeschiedenis zoals ik het interpreteer aan de hand van doorgegeven mondelinge vertellingen. Een stukje familiegeschiedenis dat een hele grote impact heeft gehad. Ik verzoek eenieder het ook op die manier te lezen.

Ken je die reclame van vroeger? Zo’n Warchild spotje. Ik denk dat het in de tijd was van de oorlog in Joegoslavië waarin ik deze slogan voor het eerst hoorde. Ze zeiden: ‘Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je een oorlog uit een kind?’ 

Ik denk vaak aan die woorden. Ik ben zelf in 1979 geboren, de Nederlandse bezetting ver in de achteruitkijkspiegel, maar toch speelt die tijd evengoed een grote rol in mijn leven. Buiten de levensechte vertellingen op verjaardagen bij mijn Opa en Oma thuis leidde de tijd na 40-45 mijn grootvader naar Indonesië, met alle gevolgen van dien voor mijn vader, zijn oudere broer en zusje. Gevolgen die zijn hele leven zouden doorwerken en daarmee ook een impact hadden op zijn relatie met mijn moeder en een stempel drukte op de jeugd van mij en mijn broer. 

Guus Pielage
Guus Pielage

In de twintig jaar voorafgaande aan het uitbreken van de oorlog in Europa woonde Guus, de broer van mijn grootvader, met zijn gezin in Indonesië. Hij was daar een officier bij de KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.

De KNIL bestond uit beroepsmilitairen die zowel binnen als buiten Nederland geworven werden. Dit leger stond los van onze Nederlandse strijdkrachten, het had eigenlijk meer weg van een vreemdelingenlegioen. In 1940 ging Guus met verlof, een vakantie die hij gebruikte om met zijn gezin zijn ouders en broers en zussen in Nederland te bezoeken. En zo kwam het dat Guus in Haarlem verbleef toen de Duitsers ons land binnenvielen en hij de oorlog in Nederland doorbracht met zijn gezin. Daarmee ontkwam hij aan de Japanse bezetting in Indonesië. Iets dat hem dwars zat, maar met alles wat we nu weten van wat daar gebeurd is onder de Japanse bezetting, één van de grotere zegeningen in zijn leven is geweest. 

 

Guus was een oprechte man, een eerlijke man, een rechtlijnige man. Hij zag dingen redelijk zwart wit. Had een duidelijk beeld voor ogen van wat zijns inziens goed of fout was. Waar zijn oudere broer Hans sympathiseerde met de ideeën van de bezetter en waar zijn jongste broertje Kees bewondering had voor de Duitse infrastructuur, hun manier van organiseren en regelen, was het voor Guus glashelder: een buurland binnenvallen en bezetten, dat was fout. Hij was per abuis in Haarlem op dit onfortuinlijke moment maar ging niet bij de pakken neerzitten. Hij moest wat doen. En zo kwam het dat hij zich in zeer korte tijd opwerkte tot de leider van één van Haarlems verzetsgroepen. Het heeft best een tijd geduurd voordat de Duitse leiding in Haarlem hem in de smiezen kreeg: Guus was het toonbeeld van een man die vertrouwen uitstraalde, een man met aanzien. Gerespecteerd alom. Hij kon een lange tijd zeer succesvol een dubbelrol spelen. Uiteindelijk moest Guus onderduiken en dit deed hij succesvol op de Veluwe. Hij is nooit gepakt en was de man die mijn ouders trouwde in 1971, in Haarlem. Hij stierf op hoge leeftijd en overleefde vier van zijn zes kinderen en zijn vrouw. Na de oorlog is hij nog even terug geweest in Indië heb ik begrepen, dit keer zonder zijn gezin. Maar daar veranderde alles in zo'n rap tempo dat hij al snel besloot zijn verdere geluk in Nederland te gaan beproeven. 

1947. Kleine Kees is geboren.
1947. Kleine Kees is geboren.

Maar dit verhaal gaat verder niet over Guus. Dit verhaal gaat over Kees en Louise, hun drie oudste kinderen en hun tijd in Indonesië tussen 1947 en 1951. Een periode waar ik al op hintte aan het einde van mijn 4 Mei verhaal ‘Een Leger van Engeltjes’ in 2020.

 

Na de bevrijding van Nederland in 1945 bleven Kees en Louise, mijn grootouders in Haarlem wonen. Zij woonden met hun zoontje Thom, geboren in 1944 op de Johan van Vlietstraat 76, samen met mijn overgrootouders en Guus en zijn gezin, Nel, Tom en Wil. Mogelijk zelfs Hans en Ber, maar dat weet ik niet zeker. Het was hoe dan ook een vol huis. 

Eind 1946 werd Louise zwanger van haar tweede kindje. Voor hij ter wereld zou komen op 24 Augustus van 1947 vertrok haar man naar Nederlands-Indië om ook bij de KNIL te aan de slag te gaan. In die berucht hete zomer van 1947 werd mijn vader geboren, in het hospitaal van Haarlem. Omdat haar man op dat moment al enige tijd in West-Indië verbleef stond er een foto van hem naast haar bed. Zo was hij er toch een beetje bij.

Mijn vader kreeg vervolgens dezelfde namen als zijn vader en dat was dat.

Louise poseert met baby Kees vlak voor vertrek naar Nederlands Indië. (voordeur Johan van Vlietstraat 76 te Haarlem)
Louise poseert met baby Kees vlak voor vertrek naar Nederlands Indië. (voordeur Johan van Vlietstraat 76 te Haarlem)

Kees mist zijn vrouw en kinderen enorm. Als officier verkeerd hij in de luxepositie zijn gezin over te kunnen laten komen. Zeer kort na de geboorte van zijn tweede zoon vertrekt Louise met haar zoontje van drie en haar baby van enkele weken oud richting het eiland Celebes (Sulawesi). 

In eerste instantie zijn veel manschappen jaloers op Kees. Ook zij missen hun families. Het leven is zonnig, mooi en de verwachtingen niet al te slecht. Ze hebben een mooi huis, een kindermeisje en mogelijk nog meer personeel.

Louise raakt weer snel in verwachting en in het voorjaar van 1949 wordt Christina geboren. 

 

En dan…. bereikt de Onafhankelijkheidsoorlog ook Celebes. 

 

De Dekolonisatie Oorlog van Nederlands-Indië begon eigenlijk direct na de capitulatie van Japan op 15 Augustus van 1945 en een vier jarige bloedige oorlog gevuld met gewelddadigheden volgde hierop. In eerste instantie niet zo heftig in Celebes, een eiland in West-Indië, dat niet bij Indonesië wilde gaan horen. 

De ongeregeldheden bereiken het eiland wanneer baby Chris en kleine Kees in het ziekenhuis liggen. De redenen van de opnamen zijn mij onbekend. Louise is op dat moment niet bij baby Chris en kleine Kees, maar zij is thuis waar zij ook nog de zorg heeft voor haar oudste zoontje. Het ziekenhuis komt onder gecontinueerd vuur te liggen en de verpleging bindt mijn vader, die op dat moment twee jaar oud moet zijn geweest, onder het bed vast voor zijn veiligheid. Dát kleine jongetje heeft zoveel angst gehad. Kleine Kees voelde zich verlaten door zijn moeder die, buiten haar schuld om, hem in zijn beleving achter had gelaten, hem alleen had gelaten in deze situatie. 

Waar hij als kleine jongen in overlevingsmodus nog geen besef van kon hebben was de doodsangsten die zijn beide ouders op dat moment doorstonden. Ze waren zeer bewust van de aanval op het ziekenhuis en hun twee onbeschermde kindjes waar ze met geen mogelijkheid levend bij konden komen, zo leek het. De paniek moet zo misselijkmakend zijn geweest, de angst te ruiken en bijna tastbaar. 

De tijd begon te dringen en Kees sr. besloot een pantserwagen te commanderen en is daarmee door de beschietingen en ontploffingen het ziekenhuis, dat inmiddels een gatenkaas was en waar verschillende brandjes woedde, binnengereden met maar één doel voor ogen: zijn kinderen daar weghalen. 

Dit deed hij succesvol, beide levens gered, een heel gezin levenslang getraumatiseerd, een vader die vanaf dat moment door zijn zoon op een voetstuk werd gezet als held en redder en een moeder die door haar zoon onbewust verweten werd voor het hem achterlaten in dat onfortuinlijke ziekenhuis. Iets dat later voer voor psychologen zou worden.

Foto 1: Baby Kees/Foto 2: Baby Kees met zijn kindermeisje/Foto 3: Louise met haar twee oudste zoontjes Thom en Kees/Foto 4: Thom en Kees op pad met mama Louise.

De ongeregeldheden in Celebes namen alleen maar meer toe. Inmiddels waren de buren en hun gezinnen die links en rechts woonden naast het huis van Kees en Louise tijdens nachtelijke overvallen vermoord. Elke nacht sliepen Louise, Thom, kleine Kees en baby Chris onder de tafel in de woonkamer met Kees sr. erboven op, achter een automatisch machinegeweer. Elk geluid, elke beweging om en in het huis werd zonder pardon beschoten. 

Op verschillende ochtenden vonden ze onder andere een dood paard, een bejaarde vrouw. Het was eerst schieten en later vragen. Dit heeft hun leven gered want naast de onschuldige slachtoffers die zich op de verkeerde plek op het verkeerde moment bevonden werden er ook regelmatig lichamen gevonden van mannen die te zien aan het wapenarsenaal dat ze bij zich droegen weinig goeds in de zin hadden gehad. 

 

Het is 1951 en Celebes is per de getekende overeenkomst met de Nederlandse overheid in 1949 onderdeel van Indonesië, of het nu wil of niet. De strijd op het eiland dat vier keer zo groot is als Nederland heeft inmiddels de vorm aangenomen van een guerrillastrijd. Nederland heeft hier officieel al een tijdje niets meer te zeggen en het restantje KNIL-militairen zijn er ook steeds minder welkom, laat staan veilig. Sinds 1949 gaan er maandelijks 10.000 mensen terug naar Nederland. Kees wacht op zijn repatriëring orders voor hem en zijn gezin. De tijd verstrijkt en de druk groeit. De onveiligheid groeit. Louise is inmiddels weer zwanger als de laatste schepen vanuit Jakarta naar Nederland vertrekken en de laatste Nederlandse militairen van Celebes worden verjaagd. Het is nu of nooit. 

 

Jakarta is alleen bereikbaar per vliegtuig en het allerlaatste vliegtuig dat die kant op gaat vertrekt die dag. Als ze niet voor zonsondergang het eiland verlaten hebben dan overleven ze de volgende 36 uur niet. Het hele gezin wordt in een vrachtwagen gehesen op weg naar het vliegveld, er wordt ruimte voor hen gemaakt door andere militairen uit de vrachtwagen te dwingen. Als ze bij het vliegveld aankomen blijkt er voor hen geen plek in het vliegtuig terwijl er voor het hele gezin wel plaatsen gereserveerd waren: gezinnen hadden sowieso voorrang. De militairen die hun plaats hebben ingenomen weten ook dat dit hun laatste kans is om levend weg te komen en worden uiteindelijk gedwongen om het vliegtuig te verlaten om zo plaats te maken voor het gezin Pielage. Kees en Louise beseffen maar al te goed wat dit voor deze jongens betekent, iets waar zij mee zullen moeten leven. ‘Het was hen of wij.’  En spijtig was het wel, maar spijt hadden ze niet. 

Het vliegtuig kan het vliegveld succesvol verlaten met Kees, Louise en kinderen aan boord.  Ze bereiken Jakarta en boarden in de haven van Tandjong Priok het Schotse schip de Empire Brent. Dit schip dat in 1924 voor het eerst te water werd gelaten was in 1939 gevorderd door het Britse leger en werd ingezet als hulpkruiser, ofwel een Armed Merchant Cruiser. Vanaf 1941 werd ze een ‘Troopship, een schip dat troepen soldaten vervoerde. Ze raakte zwaar beschadigd in 1943 en na reparatie werd het schip ingezet als ziekenhuisschip in Canada en werd na de oorlog in 1946 ingezet bij het ministerie voor transport. Gebruikt om emigranten naar Australië te vervoeren en later ingezet om honderden mensen te repatriëren vanuit voormalig Nederlands-Indië.

Op een overvol schip dat zich met weinig vertrouwen liet aanzien volgens mijn vader, met bovendien te weinig hutten, te weinig slaapplaatsen, te weinig ruimte en zonder privacy begon de zeereis naar Nederland. 

Mijn vader herinnert zich nog steeds hoe hij zijn handen verbrandde aan de metalen relingen in de hete zon. Deze waren zo heet geworden dat je ernaar verluid een ei op kon bakken. Louise verloor haar zwangerschap tijdens deze drie weken durende bootreis als gevolg van alle stress, gevaren en ontberingen. 

Het schip komt aan in Rotterdam en vandaaruit vinden ze hun weg terug naar de van Vlietstraat in Haarlem. 

Zo goed en zo kwaad als ze kunnen pakken ze hun leven op. Over hun tijd in Indonesië spreken ze niet veel. De impact is echter nog heel lang merkbaar. Zo schrikt mijn vader elke keer als de kolen rollen in het kolenhok en dan verstopt hij zich onder de tafel. Hij kan de rest van zijn leven niet tegen harde geluiden zonder daar een PTSD-reactie op te krijgen. Hij ervaart een zeer ernstige depressie in de jaren 70 welke een enorme impact heeft op mijn moeder. Onze hele kindertijd werden mijn broer en ik altijd gemaand tot zachtjes lopen in huis en op de trap, stilletjes en zo geluidloos mogelijk de deuren sluiten en ineenkrimpen als dit een keer niet lukte of als een vriendje of vriendinnetje dat hier geen weet van had gewoon de deur dicht deed waarop wij dan aangesproken werden. Pas jaren later kom ik erachter dat dit niet is vanwege een overgevoeligheid voor harde geluiden op niets af, maar dat dit het gevolg is van oorlogstrauma. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden van de impact die dit had op mijn vader, zijn broer, zijn zusje. Mijn grootouders. Hun twee gezonde zoons die ze hierna nog krijgen in Nederland. Hoe dit generaties lang werd doorgegeven zonder tekst en uitleg. 

Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je een oorlog uit een kind?

Vandaag herdenken we. Morgen vieren we feest.  

Doe dit met intentie. Vrijheid is nog steeds niet overal vanzelfsprekend en de zichtbare en minder zichtbare littekens opgelopen door of in een oorlog zijn voor altijd. 

EXTRA 1:

Na terugkomst in Nederland is Kees sr in eerste instantie helemaal klaar met een militair bestaan. Alles wat ze hebben gezien en meegemaakt, hoe dingen zijn gegaan, de dingen die hij heeft gehoord. Hij hoeft niet meer. Hij besluit behanger te worden. Louise raakt na enige tijd opnieuw in verwachting en John wordt geboren in 1952 in Haarlem. 

Toch blijft het trekken en Kees sluit zich aan bij de luchtmacht. 

Ze verhuizen naar Alkmaar en hun jongste zoon Rob dient zich aan. 

Het gezin verhuisd na verloop van tijd naar Duitsland waar Kees als officier een post krijgt op de Nederlandse basis in Greven. Ze krijgen een flat op de vierde etage. Het gezegde ‘Het leven is keihard en vol appedippedenties’ ziet het levenslicht en Kees zet dat onder andere in om nieuwe rekruten, ondergeschikten, met een stalen gezicht onzeker te maken. Iets waar hij 100% van de tijd succesvol in was. 

In 1963 krijgen ze nieuwe onderburen op de derde etage. Het gezin Cusell trekt daarin. Ook een luchtmacht gezin dat in Duitsland gepost wordt. Kleine Kees is dan inmiddels 16 jaar oud en erg gecharmeerd van Monika, de dochter van de groenteboer. 

Een jaar verstrijkt. 

Dochter Chris sluit vriendschap met het nieuwe onderbuurmeisje van dezelfde leeftijd en Louise kijkt naar haar zoon en naar haar nieuwe onderbuurmeisje en ziet wat zij zelf nog niet zien.

 

Als Chris tegen haar moeder zegt naar de tienerclub te gaan die zaterdag met haar vriendin besluit Louise dat Chris die dag spontaan ziek zal zijn en dat Kees dan niet anders kan dan in plaats van zijn zusje met het meisje naar de betreffende club te gaan. Met gezonde tegenzin en wantrouwen richting de motieven van zijn moeder doet Kees wat hem is opgedragen. En dat is hoe hij voor het eerst een dag doorbrengt met mijn moeder. Een week later neemt hij haar mee naar de film, hun eerste officiële date, naar West Side Story. 

EXTRA 2:

Als je Pielage googled dan kom je best wat info tegen. Bijna alle wegen leiden terug naar Haarlem. Als je Pielage googled in combinatie met Nederlands-Indië of Indonesië dan vind je waarschijnlijk wel wat foto’s van W. F. J. Pielage. Dit is oom Wil geweest. Hij diende als soldaat bij de landmacht in Indonesië en niet bij de KNIL. Tijdens research stuitte ik op een enorme hoeveelheid foto’s in verschillende online archieven die door hem gemaakt zijn tijdens zijn diensttijd daar. 

Mocht je ook een A.P. N. Pielage tegenkomen dan betreft dat Guus. Want de A, zo ben ik inmiddels achter, staat voor Augustus. 

Koerscorrectie

 

Het is 2024 en de wereld staat wederom in brand.

Rusland viel op 24 februari 2022 Oekraïne binnen en deze oorlog is nu al ruim twee jaar gaande. Hoe gek is het om erbij stil te staan dat het leven voor ons gewoon lijkt door te gaan.

 

Terreurorganisatie Hamas voert op 7 Oktober 2023 een aanval uit op Israël. Zo’n 1200 mensen vinden de dood en er vinden hoogst waarschijnlijk zeer gewelddadige verkrachtingen plaats. 250 mensen worden door Hamas meegenomen naar Gaza als gijzelaars.

 

Israël reageert hierop met luchtaanvallen op Gaza en start enkele weken later ook een grondoffensief.

Binnen zes maanden zijn er 33.000 Palestijnen omgekomen, de meerderheid bestaande uit vrouwen en kinderen. Nog eens 75.000 Palestijnen raakten gewond. Dit is tegenover ongeveer 250 gesneuvelden Israëlische militairen. (bron NOS)

 

Van de 2.2 miljoen Palestijnen zijn er nu ongeveer 1,7 miljoen op de vlucht. Niet alleen voor het geweld, maar ook voor de schaarste op gebied van voedsel, woonruimte en medische zorg omdat Israël het gebied volledig heeft afgesloten en geen hulp toelaat.

 

 

Ondertussen staan wij vandaag in Nederland weer stil bij de verschrikkingen van ’40 – ’45 in ons land en voor onze strijdkrachten overal in de wereld en terwijl ik nadenk over hoe mijn eigen voorouders dit geleefd hebben, zowel tijdens, als met de impact op hun verdere levens na de bevrijding, kan ik niet anders dan denken aan de grote getalen mensen die op dit moment de meest verschrikkelijke dingen zien en ervaren. Hele generaties, zover er straks überhaupt nog Palestijnse generaties over zijn, zullen voor het leven getekend zijn.

Hamas en Gaza zijn niet synoniem. Net zoals de wereldwijde Joodse gemeenschap niet synoniem staat met Israël. Toch kan ik niet anders dan de herdenking met een meer zinkend gevoel in mijn buik dan ooit tevoren beleven. Hoe kan het zijn dat de mensheid deze les nog steeds niet begrepen heeft?

Tegelijkertijd is het herdenken belangrijker dan ooit.

We herdenken een tijd dat onze voorouders zich in een voor ons nu bijna onvoorstelbare situatie bevonden en een impact die, als mensen een momentje zouden kunnen nemen om met geopende ogen bewust naar de tekenen te zoeken, generaties later nog steeds een rol speelt.

 

Herdenken met reflectie is vandaag de dag meer nodig dan ooit tevoren in een maatschappij als de onze, omdat dit inleving en empathie mogelijk maakt en uiteindelijk hopelijk zal leiden naar actie, oplossingen met vrede als de ultieme prijs. 

Broer en zus Hans en Ber Pielage
Broer en zus Hans en Ber Pielage

Het is 2024. Sinds 2018 schrijf ik verhalen over mijn familiegeschiedenis in oorlogssituaties. De bezetting van ons land, maar ook de bezetting door ons land van Indonesië.

Mijn verhalen bron begint op te drogen. Ongetwijfeld zijn er nog veel meer familieverhalen te vertellen, maar het zijn verhalen die ik niet ken of welke ik vergeten ben.

Daarbij is mijn grootste bron, mijn vader, vorig jaar overleden en mijn inspiratie generatie bestaande uit mijn overgrootouders en hun zoons en dochters, al enige tijd niet meer in het land der levenden.

Ik heb de afgelopen jaren verhalen geschreven over mijn oud ooms Guus en Wil en Tom. Over mijn oud tante Nel. Over mijn Opa en mijn Oma.

Er zijn mensen die in dat rijtje ontbreken en dat zijn mijn oud oom Hans en mijn oud tante Ber en de ouders van het zevenspan: Jan Pielage en Toos Pielage – Bottelier.

Tante Ber en tante Nel waren beide uit echt Pielage hout gesneden maar deze zussen waren ook elkaars tegenpolen en begrepen elkaar meestal niet waardoor hun karakters levenslang zouden botsen.

Tante Ber hield van gezelligheid, haar familieleden en lekker eten. Ze trouwde nooit en werkte tot aan haar pensioen voor het Psychiatrisch Ziekenhuis Santpoort als activiteiten begeleidster. Hoewel tante Nel en oom Tom eenmaal per maand er een punt van maakte mijn ouders en ons op te zoeken en ons altijd te voorzien van kleding en nieuwe schoenen wanneer tante Nel van mening was dat wij deze nodig hadden, was tante Ber op haar eigen manier net zo met ons bezig. Ze had geen auto dus wij zochten haar twee, drie keer per jaar op in haar woning in Bloemendaal. Dan kregen we altijd een berg nieuwe artistieke spullen in de vorm van ecoline, kleurpotloden, klei, schetsboeken en altijd altijd altijd een boek met mooie verhalen. Ze wist ook altijd de juiste boeken voor iemand te vinden, passend bij je leeftijd en sprekend tot je verbeelding of ter bevordering van je ontwikkeling.

In de week voordat ik voor het eerst naar de brugklas ging stak tante Nel me in nieuwe kleren en vervolgens bezocht ik met mijn vader tante Ber die me mee uit lunchen nam (want met een volle maag was alles altijd leuker) en kocht vervolgens een horloge voor me (dat ik zelf mocht uitzoeken) omdat ik had laten vallen dat ik bang was dat ik te laat zo komen voor mijn lessen. En natuurlijk een boek. 

Tante Ber raakte neerslachtig tijdens de oorlog en bracht hele periodes in bed door. ‘Maak me maar wakker als de oorlog voorbij is.’  Toch verloor ze ondanks dat geen moment haar gevoel voor humor en mijn oma vertelde wel dat ze soms over de grond rolde van het lachen door tante Ber’s opmerkingen, acties en verhalen in die periode en alle jaren daarna. Tante Ber werkte tijdens de oorlog in de gaarkeuken van Haarlem. Iets waar al haar familieleden altijd gekscherend van zeiden dat ze daar het beste op haar plek was in verband met haar voorliefde voor eten. Tante Ber bereikt de leeftijd van 87 of 89 jaar, hier laat mijn geheugen me in de steek. Op dat moment wordt een verhuizing naar een verzorgingshuis afgedwongen, iets waar ze zelf helemaal geen behoefte aan heeft, maar wat blijkbaar nodig is volgens de mensen die haar dagelijks zien, onder andere tante Nel die ondertussen bij haar om de hoek woont in Bloemendaal. Dat het nodig was daar twijfel ik niet aan, dat tante Ber het niet kon accepteren nog minder. Net zoals mijn opa en mijn vader en mijn oom John had ook mijn tante Ber geen moeite met het loslaten van het leven op een moment waarop zij vond dat de vooruitzichten niet langer de moeite waren. En dus overleed zij in haar eigen bed, in haar eigen huisje, in de nacht voorafgaande aan haar verhuizing naar het verzorgingshuis. Toen het telefoontje kwam konden we er allemaal over eens zijn dat het weliswaar onverwacht kwam, maar dat het evengoed geen verassing was. Met een lach en een traan namen we onbezwaard afscheid van een geweldige persoonlijkheid. Pielage is zoals Pielage doet en zij bewees dat maar weer eens. 

Van links naar rechts: Oom Hans Oom Tom en mijn oma Louise.
Van links naar rechts: Oom Hans Oom Tom en mijn oma Louise.

Hans Pielage was ook een karakter. Deed dingen op zijn manier, eigenwijs, onderzoekend.

Avontuurlijk ingesteld, liet zich soms het hoofd op hol brengen over dingen die hij hoorde en las en trok af en toe te snel of verkeerde conclusies. Dit leidde dan tot acties met gevolgen die koerscorrecties nodig hadden. Het deed hem belanden in verschillende onwaarschijnlijke situaties, en resulteerde meer dan eens in levenslange plagerijtjes van zijn broers en zussen. Het mooiste aan de verhalen van Oom Hans vind ik de ogenschijnlijke zelfreflectie die deze man moet hebben gehad en de humor waarmee zijn bereidheid om van mening te veranderen gepaard ging als hij besefte dat hij te snel was geweest met zijn oordeel. Vergissen is menselijk en je leert ervan. Iets wat we vandaag de dag veel moeilijker kunnen toegeven, ondanks dat we dankzij het sociaal media tijdperk vaak een eenzijdig belicht oordeel vellen.

 

Oom Hans was in de aanloop jaren naar de oorlog lid van de NSB. Hij kon zich in eerste instantie vinden in een deel van de retoriek van de Nationaal Socialistische Beweging, zoals ik me vandaag de dag kan inbeelden hoe veel mensen zich nu ook kunnen vinden in een deel van  de retoriek van Wilders en Baudet.

 

De NSB speelde in op de zorgen en onzekerheid van de mensen die aanwezig was in ons land als gevolg van de economische crisis en het onvermogen van onze overheid om de gevolgen van deze crisis adequaat te bestrijden. De NSB (be)werkte het systeem. Onder leiding van Mussert en zijn directe werknemers, bestaande uit academici en intellectuelen. Deze mannen met een goede reputatie van degelijkheid en kundigheid wekten veel vertrouwen. De stichting kleurde bovendien keurig binnen de bestaande wettelijke lijntjes en kreeg mede hierdoor een betrouwbaar imago dat hun ideologie wel uit waarheden en feiten moest bestaan en het land des gevolgen naar betere tijden zou kunnen leiden. Maar ondanks dat het zich keurig aan de letter van de wet hield streefde het evengoed wel naar ongedeelde macht.

Op het moment dat Duitsland ons land binnenviel was door radicalisering het NSB ledental al enorm gedaald en ook Hans wist niet hoe snel hij zich er los van moest maken toen hij zich realiseerde wat volgens de NSB ‘goede en acceptabele oplossingen’ waren voor de moeilijke tijden waar ons land doorheen ging. Hij heeft zijn vergissingen altijd erkend en de weg naar andere inzichten eveneens. Natuurlijk is hij er levenslang mee gepest door de familie die dat elke familiegelegenheid gebruikte om hem te plagen of uit te dagen. Vergeten kon hij het nooit en dat lot accepteerde hij gelaten.

Vervolgens heeft Hans niet stil gezeten in de oorlog.  Hij hielp zijn vader met de zorg voor het gezin en het leveren van levensmiddelen aan een joodse jonge vrouw die zich in een Nederlands kamp bevond.

Ook was hij tijdens de slag om Berlijn in Berlijn.

Niemand die me meer kan vertellen waarom, maar hij was erbij en hij zal doodsangsten hebben uitgestaan want hele delen van de stad werd met de grond gelijk gemaakt als gevolg van de hevige gevechten. Zo kwam het dat, volgens verschillende onafhankelijke bronnen binnen de familie, het meest onwaarschijnlijk voorval zich voor deed:

 

Op 2 mei 1945 gaf Berlijn zich over na een hevige slag welke op 21 april begonnen was. Op dit moment was Ludwig Steef de Stadtpräsident, ofwel de burgermeester. Hij werd ontzet en afgevoerd door het Sovjet leger. In de chaos dagen die volgde bleek er een noodzaak te zijn voor een symbolische burgermeester, in verband met internationale wetten enzovoorts, om dingen gedaan te krijgen, rond te krijgen, in gang te zetten. Ze plukten zonder nadenken het eerste voorbijlopende gezicht van de straat en benoemde deze tot burgervader. Dit bleek Hans te zijn. Binnen 24 uur werd hij vervangen door een zorgvuldiger uitgekozen man, een Berlijn, Arthur Werner. Je zal het nergens terug kunnen vinden in de geschiedenisboeken, hoe Hans Pielage de eerste burgemeester werd van Berlijn na de val van de stad, de 24 uurs stroman burgemeester. Maar het maakt wel voor wederom een prachtig verhaal in mijn familiegeschiedenis. 

Na de oorlog werd hij danser en uiteindelijk werd hij dansleraar en was de eigenaar van een Haarlemse dansschool. 

Mijn overgrootvader, Jan Pielage, de vader van de zeven mensen die ik zoveel heb benoemd en beschreven de afgelopen jaren was een goede vriendelijke man. De verhalen zijn er dat hij barstte van de goede zaken ideeën en altijd weer een ander idee had om zijn gezin te onderhouden. Vaak slim en goed doordacht, met bergen potentieel. Toch moest hij meer dan eens opnieuw beginnen door financiële complicaties. Jan was namelijk ook een man die altijd iedereen hielp, voor iedereen klaar stond en nooit weg keek als iemand iets tekort had.

‘Betaal me maar wat je kan missen.’ En bij tijd en wijlen konden veel mensen helemaal niets missen.

 

Jan was een reclame man, maar hij heeft ook een stoffen winkeltje gehad en heeft zijn geluk beproefd als tabakshandelaar, met een winkeltje aan de Spekstraat 1, te Haarlem. Van deze laatste zijn nog wel officiële archief documenten te vinden in Haarlem. 

van links naar rechts: een winkel van Jan Pielage, een reclame voor het tabak merk Loko met een hoofdrol voor kleine Guus, een reclame voor het merk Sooklien met een kleine Ber, een reclame voor melk met wederom een rol voor een jonge Ber en reclame foto's voor de Gruyter met mijn overgrootmoeder en haar zoontje Guus in de hoofdrol.  De vier oudste kinderen van het hier nog jonge gezin  van Jan en Toos Pielage: Hans, Guus, Ber en Wil. 

Jan Pielage
Jan Pielage

In zijn hoedanigheid van veelzijdige zakenman huurde hij regelmatig de diensten in van Emile Frank, een reclameschilder waaruit een vriendschap ontstond.

Nu ken ik het persoonlijke verhaal van deze meneer Frank niet en het is ook niet aan mij om zijn verhaal te vertellen denk ik, maar ik heb wel wat onderzoek gedaan en daar enige conclusies aan verbonden.

Emile Frank was een joodse man en trouwde 8 februari 1941 met Jetty Swaab. Veel joden trouwden in de begin jaren van de oorlog omdat het hoop bood, ze niet wisten of ze de oorlog zouden overleven, maar ook met de hoop om  deportatie te voorkomen.

 

In eerste instantie werden vooral ongehuwde mannen afgevoerd. Maar dat hield niet lang stand en al snel werden zowel Emile als zijn vrouw gedeporteerd. Emile kwam in eerste instantie in Westerbork terecht en in die tijd schreef mijn overgrootvader meerdere malen tot het Reichskommissariat, in Den Haag met verzoek om hun vrijlating. De laatste brief schreef hij op 21 februari 1943. Ook fungeerde de van Vlietstraat 76 als correspondentieadres voor de echtlieden, waarna mijn overgrootvader hoogstwaarschijnlijk probeerde zorg te dragen dat de brief de ander bereikte en probeerde hij Emile in Westerbork van levensmiddelen te voorzien. Uiteindelijk overleeft Emile Frank de oorlog niet. Op 8 maart schrijft hij nog een brief aan zijn vrouw waarin hij hoopvol aangeeft dat hij haar volgende verjaardag weer samen met haar te zijn. Op 26 Maart 1943 wordt hij in Sobibor vermoord. 

4 mei 2024.

 

Mijn wens dit jaar is dat we beseffen hoeveel geluk we hebben dat we hier in vrijheid en met toegang tot alles wat we nodig hebben mogen leven. Dat we mogen leven zonder overleven.

Mijn wens is dat we beseffen dat onze geografische locatie van geboorte niets afdoet aan het feit dat onze medemensen onze hulp nodig hebben en bovendien net zoveel recht hebben op een veilig bestaan. Dat we ons herinneren waar onze voorouders voor gestreden hebben en waarom. Dat we ons herinneren dat wij bevrijd en geholpen zijn door de geallieerden en dat wij nu die geallieerden kunnen zijn op onze eigen manier voor de mensen die vandaag hulp nodig hebben. Dat vrijheid van geweld, honger en religie het allergrootste goed is en geen privilege zou mogen zijn maar een mensenrecht.

Dat we leren dat onze gevoelens geen feiten zijn en dat feiten onze goedkeuring niet nodig hebben. Dat we begrijpen dat we beslissingen nemen en conclusies trekken en aannames doen op basis van informatie die constant aan verandering onderhevig is en dat we daarom ook onze beslissingen en conclusies en aannamen aan diezelfde verandering onderhevig moeten laten zijn.

Mijn wens is dat we als samenleving groeien in onze bereidheid om net als mijn oud oom Hans van onze fouten leren in plaats van vast te houden aan oude standpunten om een gevoel van gezichtsverlies te voorkomen. Er is geen schande in het bijstellen of zelfs compleet veranderen van je mening of standpunt. Dat we trots leren zijn op nieuwe vergaarde inzichten en dat we altijd blijven leren.  Mijn wens is dat dit vanzelf zal gaan voor toekomstige generaties.

Mijn hoop is nu en altijd vrede, veiligheid, liefde en rechtvaardigheid voor iedereen.

 

4 mei 2024

Vandaag herdenken we en dat is meer nodig dan ooit.

Morgen vieren we onze vrijheid en ik ben meer dankbaar dan ooit.

 

Ik wens jullie bedachtzame en mooie dagen.

Bedankt voor het lezen.

 

Mirjam

Ps. Mochten er  (dichtbij of verre) familieleden zijn die dit lezen en die meer info en verhalen hebben over het zevental of mijn vader en zijn broers en zus en hun ouders etc, dat ik nog niet ken of heb opgeschreven, niet noodzakelijk gerelateerd aan '40-'45 of Indonesië (als zijn meer verhalen en nieuwe inzichten wel zeer welkom!) en jullie zouden me graag contacten naar jullie hebben geen contact gegevens van mij? Mail me op pielagem@outlook.com

 


EXTRA

Mijn allereerste 4 mei verhaal Het Hol van de Leeuw uit 2018 vertaald naar het Engels. 

Ik ben in 2018 begonnen met het uitschrijven van herinneringen aan gesprekken tussen volwassenen die ik als kind heb opgevangen. 

Houd er bij het lezen van rekening mee dat dit doorvertelde verhalen en details zijn, doorgegeven van persoon op persoon, vaak 2e of 3e hands verhaalt. Niet alles zal exact kloppen en ik heb hier en daar ook wat artistieke vrijheden genomen om er een leesbaar en mooi vloeiend verhaal van te kunnen maken.