Sprong uit de trein

Als klein meisje, ik zal niet ouder zijn geweest dan acht en niet jonger dan zes, genoot ik altijd van verjaardagen of andere gelegenheden bij mijn opa&oma of

Tante Nel&Oom Tom thuis. Soms ook bij Tante Ber. Als mijn opa en zijn broers en zussen (Hans, Guus, Ber, Wil, Nel, Tom en Kees) bij elkaar waren dan kwamen de verhalen die zo levendig werden verteld en uitgebeeld dat je het gevoel kreeg er bij te zijn geweest. Dit gebeurde vaak met zoveel passie en humor dat bij veel mensen de tranen van het lachen over de wangen liepen of dat je op het puntje van je stoel zat van de spanning hoe zo’n verhaal zou aflopen.  Mijn vader en zijn broers en zus hebben diezelfde gaven geërfd. Door de jaren heen heb ik veel verhalen, meerdere keren gehoord, verteld door verschillende mensen. Door getuigen of door de volgende generatie die het weer door vertelden. Ik denk dat mijn liefde voor geschiedenis daar begonnen is. Van een aantal verhalen, die in mijn geheugen gegrift staan, heb ik door verschillende puzzelstukjes in elkaar te passen, een redelijk beeld gekregen om er zodoende een kort verhaal van te kunnen schrijven. 

Wil Pielage
Wil Pielage

Oom Guus, de op  één na oudste broer van mijn opa zat in het Haarlemse verzet en was één van diens leiders.

Mijn Opa was de jongste van zeven en de kwajongen van het stel.

Daartussen kregen mijn overgrootouders nog vijf kinderen en Oom Wil was daar één van.

Het verhaal van 2021 gaat over hem.

 

Oom Wil was een temperamentvolle jongeman en zijn hart was van goud.

Koppig, zoals het een echte Pielage betaamd en een heel goed inschattingsvermogen.

Hij had een goede realiteitszin en zag dingen voor wat ze waren. Goed, slecht, complicaties.

 

Hij wist bijvoorbeeld, zonder enige twijfel, dat de Joden vervolging fout was. Slecht was.

Geen propaganda, geen anti semitische wereldbeelden die hij mogelijk ergens opgedaan zou kunnen hebben zouden hem van het tegendeel hebben kunnen overtuigen. Niet gezegd dat hij Antisemitisch wás. Ik ga er eerlijk gezegd vanuit dat hij dit niet was. Maar mijn punt is; zelfs al was hij dat wel, niets had hem er in dat geval van kunnen overtuigen dat de Jodenvervolging een goede zaak zou zijn.

Wat je wereldbeeld en vooroordelen ook zijn, je vervolgt mensen niet, kinderen niet, je neemt ze niet alles af, stript ze niet van hun waardigheid, hun leven, je pijnigt ze niet, je martelt ze niet puur op basis van hun geloofsovertuiging, huidskleur, manier van leven, seksuele geaardheid.

Niet hele groepen, niet personen. Dat was wat hij bovenal geloofde en waarvoor hij stond.

 

Hij liet zich niet door de ene broer de NSB in praten (Verhaal voor een andere keer) Hij had helder voor ogen wat zij waren en wie er aan de touwtjes trok en waarom.

Hij liet zich niet door de andere broer het verzet in praten. Daarin voorzag hij mogelijke complicaties zoals bijvoorbeeld verraad, expres of als gevolg van marteling.

Maar hij geloofde ook niet in niets doen. De wereld stond in brand.

Wil werkte alleen.

 

Toen het duidelijk werd dat de Joden die op de trein gezet werden niet terug kwamen, toen de geruchtenstroom opgang kwam over de kampen, toen Wil zich realiseerde, helder van geest, welke waarheden hier waarschijnlijk in zaten wist hij niet direct wat te doen met deze informatie.

 

Hij kende een Joods gezin. Niet dat ze goede vrienden waren of hecht, maar hij kende ze wel. Een vader en moeder, twee kleine kinderen. Als ze elkaar tegenkwamen op straat zeiden ze elkaar altijd gedag. Tenminste… Dat was zo. In die dagen kwam het gezin niet zo heel vaak meer buiten en als ze buiten kwamen dan hielden ze hun hoofd laag en hun blik op de grond gericht.

 

De details ontbreken me, maar op een dag maakt het gezin zich klaar om onder te duiken, vóór dat ze op de trein gezet kunnen worden. Mogelijk hadden ze de oproep al gehad, alles ging redelijk snel en het gezin was hierdoor naarstig opzoek naar iemand van buiten die ze konden vertrouwen. Van wie ze afhankelijk zouden zijn voor levensmiddelen, medicijnen en informatie.

De persoon die ze hiervoor in vertrouwen namen was Wil. Het benaderen van Wil was een risico voor het gezin, maar het risico van het kamp, van het gescheiden worden van de kinderen, van het nooit meer terug komen was vele malen groter. Ook zij hadden de geruchtenstroom gehoord.

Het besluit van Wil om hen te helpen was ook niet zonder risico’s voor hem. Maar helpen deed hij.

Het gezin had zelf al een veilig en verborgen onderkomen weten te verzekeren en ze namen Wil hier mee naar toe. Hij nam de taak op zich om hun persoon in de buitenwereld te zijn zodat ze deze plaats niet hoefden te verlaten opzoek naar eten en het risico op ontdekking te vergroten.

 

Ondertussen trachtte hij een zo onopvallend mogelijk leven te leiden, wetende welke verantwoordelijkheid hij nu droeg.

Dit ging niet altijd vanzelf of makkelijk. Hij had zoals gezegd een oudere broer als verzetsleider en een jongere broer die officieren van hun autoklokken afhielp voor de lol. Hijzelf was een man met een temperament en een soms impulsief karakter.

Hij zag dingen. Wist dingen. Hoorde dingen. Soms kan je nog zo je best doen om moeilijkheden uit de weg te gaan maar soms vinden moeilijkheden jou.

Zo raakte hij ongewild twee keer betrokken bij iets wat hem in de problemen bracht.

Wederom weet ik de aanleiding niet precies. Hij raakte onbedoeld betrokken bij een opstootje?

Hij werd tijdens een routine controle betrapt op het in het bezit zijn van een verzetspamflet?

De mogelijkheden zijn eindeloos, maar de intentie van Wil was in ieder geval om nooit in dusdanige problemen te komen. Hij was voorzichtig, helaas bleek dat niet voldoende.

 

De eerste keer dat hij gearresteerd werd ging het allemaal heel erg snel. Eerst werd hij vervoerd naar het lokale politie bureau en voor hij het wist, voor dat iemand van zijn familie op de van Vlietstraat het wist, zat hij in een goederen trein met eindbestemming een werkkamp in oost Europa. En dat laatste stukje informatie was hem ook puur bij toeval ter ore gekomen doordat hij twee soldaten die de wagon bewaakten er over hoorde praten.

Er waren voor die rit ook maar twee soldaten beschikbaar gesteld door de commandant op het politie bureau, wat Wil de gelegenheid gaf om een ontsnappingspoging te ondernemen. Want hij wist, zo zeker als op dat moment de zon scheen, dat wanneer hij eenmaal in dat kamp terecht was gekomen er van een kans tot ontsnappen geen sprake meer zou zijn.

En dus deed Wil alsof hij sliep en op het moment dat de bewakers zich verplaatsten naar de volgende wagon schoof hij de deur van de goederenwagon open. De trein minderde iets aan vaart, mogelijk vanwege een overgang, maar reed nog steeds met behoorlijke hoge snelheid. Wil zou zeker iets breken als hij nu uit de trein zou springen. Mogelijk zelfs zijn nek. Maar ja. Wat moest hij dan? Het risico van uitstel was te groot. De schuifdeur was nu al open. De soldaten konden elk moment terugkeren en op dat moment was het voorbij. De trein denderde door, langs weilanden en leegstaande bloemenvelden, langs weilanden met koeien, schapen, langs grond vol met boerenkolen en bloemkolen. Aardappels. Je kent het wel. Het typische Nederlandse boerenlandschap. Zouden er soldaten met geweren op het trein dak staan? Schietend op iedereen die probeerde te trein te ontsnappen? Niet te lang bij stilstaan.

Wil ademde diep in. Sloot zijn ogen. En…

Sprong.  

 

Wil brak niets.

Op het moment dat hij zijn ogen sloot en de spong waagde reed de trein langs een gierput. Een gierput is een diepe opslagruimte voor vloeibare mest. Deze vloeibare mest brak zijn val. Hij zat van tenen tot kruin onder, maar hij brak niets.

De reis per voet naar huis in Haarlem duurde zes uur en in die tijd had hij genoeg tijd om boos te worden over de hele situatie. Wil stond toch al redelijk bekend als een driftkikker en hij had nu genoeg om zich kwaad over te maken.  Er wordt gezegd dat men hem aan het einde van de straat al kon ruiken. Toen hij aankwam, de deurbel indrukte en er open werd gedaan door zijn verbaasde vader riep Wil boos uit: ‘Die moffen die gaan nog wel, maar die boeren zouden ze allemaal af moeten schieten!’  

Zijn kleren hebben ze begraven in de achtertuin. En brandje zou de geur en bovendien rookwolken te veel verspreiden en mogelijk ongewenste aandacht trekken.

 

Wil ging in bad. En nog een keer en nog een keer. Het duurde zeker een week voor hij niet meer naar mest rook.

Jan Pielage, mijn overgrootvader. De vader van Wil.
Jan Pielage, mijn overgrootvader. De vader van Wil.

De tweede keer dat hij gearresteerd werd ging het anders. Inmiddels waren er blijkbaar andere protocollen en was er een duidelijk traject dat gevolgd werd na een arrestatie. Afhankelijk van de misdaad en natuurlijk je afkomst.

Na zijn arrestatie werd hij doorgestuurd naar een huis van bewaring vanwaar hij na enige tijd doorgestuurd zou worden naar een strafkamp, vanwaar hij wederom waarschijnlijk niet meer terug zou keren.

Deze keer was er geen gelegenheid om uit een trein te springen. Vanuit de gevangenis lukte het hem wel om een brief te schrijven én te laten verzenden naar de familie.

Met deze brief kon hij laten weten waar hij verbleef en verzocht hij of iemand hem kon bezoeken voor hij op transport gezet werd.

Thuis in Haarlem werd een plan gesmeed. Nou was het niet overal toegestaan om gevangenen te bezoeken maar het was ook niet onmogelijk.

Uiteindelijk werd besloten om zus Nel en schoonzus Louise te sturen. Twee jonge vrouwen werden minder snel als bedreiging gezien en na een oproep tot de menselijkheid van de bewakers lukte het hen om binnen te komen. Ze mochten Wil zien in zijn cel.

Wat de bewakers bij de poort en de bewaker die hen naar de cel van wil bracht en hun wat privacy gunde niet was opgevallen was hoeveel kleding beide dames droegen.

In de cel konden Nel en Louise van twee outfits drie outfits maken, inclusies dames schoenen en een sjaaltje voor om het hoofd en een beetje lippenstift.

Vervolgens liepen ze gearmd met z’n drieën, Wil in het midden stuntelend op de pumps die hij droeg, de gevangenis uit en het terrein af.

Zonder twijfel een zenuwslopende onderneming, maar wel een geslaagde.

Ternauwernood ontsnapte Wil voor de tweede keer aan vrijwel gegarandeerd doodsvonnis.

 

De oorlog sleepte zich voort en Wil zorgde succesvol voor het gezin dat hij hielp onderduiken maar toen brak de hongerwinter aan. Thuis op de van Vlietstraat in Haarlem woonden ze met veel mensen: zijn ouders zijn broers en zussen. Gezinnen van zijn verschillende broers. Een dreumes. Een baby. Op de van Vlietstraat moesten ze elke dag zo’n vijftien mensen voeden.

In de voorraadkast stond een grote ronde kaas. Je kent ze wel, zoals die van de kaasboer.

Van die mega grote ronde kazen. Ontzettend kostbaar zeker in die tijd. Eetbaar goud bijna. Voedzaam en bedoeld om een hele lange tijd mee te doen.

Het gevoel van verantwoordelijkheid naar zijn eigen familieleden en naar het Joodse gezin dat volledig van hem afhankelijk was moet moeilijk te dragen zijn geweest.

De kaas, bedoeld om zo lang als mogelijk was te bewaren en te eten wanneer de nood het hoogst was werd door Wil elke dag een beetje uitgehold. Aan de buitenkant zag je er niets van, hij was heel voorzichtig en secuur. Maar elke dag nam hij een stukje van de kaas en bracht hij het naar het Joodse gezin tot de dag dat er alleen nog maar een lege huls in de voorraad kast lag.

En ook toen zei hij het tegen niemand.

De dag kwam dat het nodig was voor mijn overgrootouders om de kaas aan te gaan snijden. Het was naast nodig ook een enorme traktatie waar iedereen zich al een tijd op verheugde.

Ik kan me alleen maar indenken hoe groot de schok en verbazing, gevolgd door wanhoop, frustratie en irritatie moet zijn geweest toen ze er achter kwamen dat alle kaas al op was. Weg was.

 

Omdat het huis te klein was, voor volkomen logische redenen, bekende Wil al snel dat hij het was die de kaas had uitgehold. En toen hem gevraagd werd naar de reden kon hij alleen maar zeggen dat hij de kaas helemaal zelf had opgegeten.

Het pak slaag dat hij kreeg als gevolg is er één geweest van epische proporties, één die jaren later nog regelmatig werd aangehaald tijdens familie bijeenkomsten. Ook heeft hij dagen niets te eten gekregen, zijn buik zat immers vol genoeg met kaas om lang om te kunnen teren

Pas lang na de oorlog, op één van die beroemde bijeenkomsten, vertelde Oom Wil het ware verhaal achter de uitgeholde kaas.

 

En het Joodse gezin?

Dat overleefde de oorlog intact dankzij Wil. Na de oorlog emigreerden ze naar Israël waar ze in zijn naam een boom hebben gepland, iets wat binnen het jodendom een grote betekenis heeft en een grote uiting van dankbaarheid is.