De hoofdletter N van Nel

Als klein meisje, ik zal niet ouder zijn geweest dan acht en niet jonger dan zes, genoot ik altijd van verjaardagen of andere gelegenheden bij mijn opa&oma of

Tante Nel&Oom Tom thuis. Soms ook bij Tante Ber. Als mijn opa en zijn broers en zussen (Hans, Guus, Ber, Wil, Nel, Tom en Kees) bij elkaar waren dan kwamen de verhalen die zo levendig werden verteld en uitgebeeld dat je het gevoel kreeg er bij te zijn geweest. Dit gebeurde vaak met zoveel passie en humor dat bij veel mensen de tranen van het lachen over de wangen liepen of dat je op het puntje van je stoel zat van de spanning hoe zo’n verhaal zou aflopen.  Mijn vader en zijn broers en zus hebben diezelfde gaven geërfd. Door de jaren heen heb ik veel verhalen, meerdere keren gehoord, verteld door verschillende mensen. Door getuigen of door de volgende generatie die het weer door vertelden. Ik denk dat mijn liefde voor geschiedenis daar begonnen is. Van een aantal verhalen, die in mijn geheugen gegrift staan, heb ik door verschillende puzzelstukjes in elkaar te passen, een redelijk beeld gekregen om er zodoende een kort verhaal van te kunnen schrijven. 

Vrijheid is een heel groot goed en nergens in de wereld vanzelfsprekend. Ook niet in Europa zo is anno 2022 maar weer eens gebleken.  

Op het moment van posten van het 4 mei verhaal van 2022 bevind ik me in Schotland. Gisteren nog bezocht ik Culloden Moor dat op 16 April 1746 in een slagveld veranderde en feitelijk het einde betekende van de Schotse Clans en de Schotse levenswijze tot dat moment. 

 

In minder dan een uur was het Schotse leger verslagen en de repercussies waren enorm. Er waren grote hoeveelheden willekeurige massa executies, arrestaties en plunderingen. Kastelen werden tot de grond toe afgebrand Het dragen van tartan, het spelen van de doedelzak en het spreken van Gaelic werd verboden en wie het waagde deze regel te overtreden en betrapt werd kon rekenen op lijfstraffen, gevangenisstraf en in een aantal gevallen zelfs de doodstraf. Grote delen van de cultuur die Schotland al honderden jaren rijk was gingen voorgoed verloren. 

Vandaag herdenken we in Nederland en ik heb wederom geprobeerd een familieverhaal uit deze tijd op papier te zetten. 

In September van 1944 werd er vanuit Engeland opgeroepen tot een spoorwegstaking waaraan velen gehoor gaven. De Rijkscommissaris van Nederland was hier woedend over en legde alle voedseltransporten per schip stil als represaillemaatregel. Omdat er op dat moment geen aanvoer van voedsel meer over de weg plaatsvond vanwege grote benzinetekorten had deze strafmaatregel zeer grote gevolgen. 

Al snel was het iedereen duidelijk dat de voedseltekorten zouden gaan lijden tot honger en dit zorgde voor een steeds grimmiger wordende sfeer in Nederland.

 

Petronella Catherina Henrica Pielage werd geboren op 13-11-1914 en vierde haar dertigste verjaardag tijdens deze hongerwinter.

 

Zij was mijn vaders Tante Nel, het vijfde kind en tweede dochter van mijn overgrootouders.

Voor mij was zij ook Tante Nel, mijn oudtante met een hoofdletter T van tante en een hoofdletter N van Nel, want ze had een ijzersterk karakter.  

Als jonge vrouw vond zij liefde bij een man van een andere religie en een huwelijk kon om deze reden geen doorgang vinden. Hierop besloot zij de rest van haar leven alleen te blijven.

Nou ja, alleen?     

Nel als jonge vrouw
Nel als jonge vrouw

Zij heeft tot het laatste moment voor haar vader en moeder gezorgd samen met haar broertje Tom.

Groot geworden op de Johan van Vlietstraat is zij daar gebleven tot ook Tom zelf overleed met wie zij haar hele leven heeft samen geleefd in hun ouderlijk huis. 

Mijn vader, geboren in datzelfde huis, was samen met zijn broers en zus en directe neefjes en nichtjes, het kind dat zij zelf nooit kreeg. 

Tante Nel was niet altijd de makkelijkste in de omgang: enig beterweten, zelfovertuiging in combinatie met eigenwijsheid is een echte Pielage eigenschap. Hoewel niet zonder reden zijn ze moeilijk te overtuigen wanneer ze er wel eens naast zitten of dat dingen mogelijk anders zijn voor een ander. Dat gezegd hebbende was ze er altijd voor de volle honderd procent voor ons wanneer wij haar nodig hadden en voor wie zij vond dat zij nodig was. Ook al had je daar zelf misschien niet altijd zo’n behoefte aan. Ze was een ijzersterke vrouw, een keiharde werker. 

Tante Nel was voor ons een soort bonus oma. Omdat mijn eigen grootouders van beide kanten niet zo dichtbij woonde en wij geen auto hadden zagen wij Tante Nel én Oom Tom veel vaker dan mijn Opa’s en Oma’s. Zij hadden wel een auto, woonden in Haarlem en reden zeker één keer per acht weken naar Den Helder om ons op te zoeken. Dan gingen we winkelen, kregen we nieuwe kleren en aten we een patatje of iets anders in de restauratie van de Vroom en Dreesman. Als ik jarig was, bijna, of net geweest, dan mocht ik een cadeau uitzoeken bij de Bart Smit. Zo kreeg ik van Tante Nel mijn dure babypop en die dure rolschaatsen waar al mijn klasgenootjes ook op rolschaatsten.   

Toen ik ging trouwen met Alex ging ze met mij japon shoppen in Haarlem en toen ik mijn droomjurk daar vond heeft zij deze voor mij gekocht. Toen ik niet veel later zwanger was van Louise besloot Tante Nel dat we een auto nodig hadden en dat het voor haar tijd was te stoppen met autorijden en deed ze ons haar laatste (en onze eerste) auto cadeau. 

 

Ook bezochten we hen zeker twee keer per jaar aan de van Vlietstraat in Haarlem tot ze op na het overlijden van Oom Tom naar Bloemendaal verhuisde, naar een aanleunwoning aan de Donkere Laan. 

Eind 1944 waren er op de van Vlietstraat in Haarlem veel monden te voeden en de tekorten werden daar steeds meer voelbaar. Alles ging binnen het huishouden op rantsoen. Ondanks deze maatregel werden de situatie al snel nijpend genoeg dat er iets gebeuren moest. 

In de omgeving van de van Vlietstraat, in het hele Garenkokerskwartier, in heel Haarlem was nauwelijks meer iets van substantie, iets voedzaams te vinden.  

Uiteindelijk werd de toen 30-jarige Nel erop uitgestuurd om buiten Haarlem opzoek te gaan naar voedsel met de handkar. Er werd besloten dat Tom met haar mee zou gaan. 

Veel mensen gingen opzoek naar voedsel in deze tijd en dit werden hongertochten genoemd, tijdens de winter van 1944-1945.

Nel liep van Alkmaar naar Spanbroek, met een handkar. Een route van bijna 50 kilometer, op een lege maag en verzwakt door gebrek aan voedzame voeding. Zij liep aan een stuk heen en terug en op de terugweg bracht zij voedsel mee op haar handkar. Tom die mee was stortte halverwege de terugweg van pure uitputting in elkaar. Hij kon niet meer. 

Blijven staan of uitrusten was geen optie. Niet alleen omdat ze in Haarlem aan het wachten waren op eten maar ook omdat stilstand beroving betekende. In Augustus was de gasvoorziening al stopgezet en in september was ook de elektriciteit ermee opgehouden. Koken kon alleen nog maar op kacheltjes die gestookt werden met al het hout dat er maar te vinden was, want ook dat was schaars. 

De kar zelf bestond uit hout en om Nel en Tom heen stierven mensen langs de kant van de weg van de honger. Ze moesten zo snel als ze konden de van Vlietstraat bereiken. 

 

Tom achterlaten was geen optie en Nel tilde hem op de handkar, bovenop de met veel moeite vergaarde levensmiddelen en vervolgde haar voetreis naar huis en zij stopte niet tot zij daar aankwam. Ze brachten meel, aardappels en groenten mee en heeft daarmee welzeker de levens gered van haar ouders, zus en broers en hun jonge gezinnen. Tante Nel is uiteindelijk 94 jaar geworden en vond oud zijn een verschrikking. Tot op het laatst was ze een persoonlijkheid die je niet over het hoofd zag en iemand om rekening mee te houden.

Ongeacht aan welke kant je staat in een oorlog, de gewone burger is altijd de grootste verliezer.

De boer die niets anders wil dan zijn land bewerken en zijn vee verzorgen om te voorzien in zijn of haar levensonderhoud.

Een bakker die letterlijk alleen wil zorgen voor brood op de plank.

Docenten, een winkelbediende of bijvoorbeeld een hovenier.

Gezinnen, ouderen. Het maakt niet uit aan welke kant je staat voor deze mensen. Allemaal zijn ze slachtoffer en vaak gezien als de onfortuinlijke prijs die betaald wordt voor een oorlog. 

En dus als ik terugkijk naar de dagen van 13 februari tot en met 15 februari van 1945 dan denk ik daaraan.

 

An het einde van de oorlog werd de Duitse stad Dresden drie dagen én nachten lang continu gebombardeerd door 800 Amerikaanse en Britse bommenwerpers. Totaal werden er 3400 ton aan explosieven losgelaten op de stad, waarbij zeker 25.000 mensen de dood vonden. Anno 2022 zijn de geschiedkundigen het nog steeds oneens over het aantal slachtoffers; dit ligt ergens tussen de 25.000 en 125.000. Volgens de Nazi’s waren het er rond 500.000 en 1000.000, de DDR meende later dat het slachtoffer aantal rond de 100.000 lag. In 2008 concludeerde een groep Duitse historici na vijf jaar onderzoek dat het aantal rond de 25.000 lag. Niet iedereen is het met deze laatste telling eens en een uur voordat het onderzoeksrapport openbaar werd gemaakt, werd ertegen geprotesteerd voor het stadhuis van Dresden. Ongeacht de waarheid, want uiteraard hebben verschillende partijen baat bij verschillende waarheden, blijft het slachtoffer aantal enorm hoog en het doet niets af aan het leed dat deze mensen hebben ervaren. 

Ook de motivatie voor dit bombardement hangt af van welke versie je gelooft. De geallieerden gaven als officiële reden dat Dresden een groot communicatiecentrum was voor de Nazi’s en ze dat onschadelijk wilden maken om het Duitsland moeilijker te maken om met hun troepen te communiceren die op dat moment vochten tegen het Sovjetleger.

De oorlog liep op dat moment al op z’n einde en tijdens de duur van de oorlog is Dresden nooit een bolwerk geweest van oorlog of andere grote productie.

 

De stad stond juist bekent om z’n schoonheid, kunst en architecturale schatten allemaal nog goed bewaarde en onderhouden overblijfselen uit de middeleeuwen. De minder officiële lezing is dan ook dat het bombardement en vrijwel totale vernietiging van de stad bedoeld was als straf en tegelijk het Duitse moraal te verzwakken. 

Tom in zijn jonge jaren.
Tom in zijn jonge jaren.

Oom Tom, zoon zes van de zeven kinderen van mijn overgrootouders bevond zich op het moment van het bombardement in Dresden. Tom was daar net zoals vele andere Nederlanders om te werken. Dwangarbeid. Na de barre tocht van Haarlem naar Spanbroek had hij bij zijn familie aangegeven dat dit misschien niet eens zo slecht zou zijn want dan was er thuis in Haarlem tenminste een mond minder te voeden. Tom werd in Dresden aan het werk gezet voor de Duitse Bundespost, de Duitse PTT. Het is mij onbekend welk werk hij daar moest doen. Als dwangarbeider werd je in de gaten gehouden: als je niet kwam opdagen voor je werk bijvoorbeeld dan was je strafbaar. Zomaar teruggaan naar huis kon ook niet, want dat is de eerste plek waar ze zouden zoeken. 

Hij was nog niet zo lang in Dresden toen de eerste bommenwerpers hun lading boven de stad lieten vallen. Hij liep op dat moment door de straten van zijn verblijf naar zijn werkplek, dook ineen en toen hij overeind kwam, enige tijd later en volledig onder een laag stof, stond hij als enige en was alles, maar dan ook echt alles om hem heen plat. Geen gebouw, geen boom, geen lantaarnpaal stond nog rechtop. Alleen hij, moederziel alleen, 755 kilometer van huis. 

De weg naar zijn werkplek was verdwenen en tegen de tijd dat hij de locatie vond waar zijn werkplek zou moeten zijn bleek ook dat gebouw niet meer te bestaan. Hij besloot daar direct op dat moment de stad te verlaten. Tom vertrok te voet met niets meer dan de kleren die hij droeg richting Nederland. Op verschillende momenten werd hem vervoer aangeboden door Duitse soldaten in verschillende militaire vervoersmiddelen wat hij dankbaar aannam. Er was vaak wel een voorwaarde: hij moest de lucht in de gaten houden, met zijn hoofd uit het dakraam van de auto, tank, vrachtwagencabine om te waarschuwen voor overvliegende geallieerden vliegtuigen. 

Hele stukken liep hij en een aantal keer passeerden hij boerderijen en woningen waar hij uit medelijden van mensen die zelf weinig konden missen toch een stuk brood kreeg. Dit verborg hij onder zijn kleding en hij at alleen als hij een verstop plek had in bijvoorbeeld een greppel, volledig uit het zicht van eventuele passanten, uit vrees voor beroving. 

Vanaf het moment dat hij de Duits -Nederlandse grens oversteekt accepteert hij niet langer vervoer van Duitse militairen en de rest van de weg naar de van Vlietstraat in Haarlem legt hij te voet af. 

Uiteindelijk arriveert hij daar eind februari, begin maart van 1945. 

 

Tom overleed in 1994 aan de gevolgen van kanker op de van Vlietstraat 76 te Haarlem in zijn bed in het bijzijn van Nel, mijn moeder en mijn grootmoeder Louise. 

J. van Vlietstraat 76 te Haarlem in de hoek. Jaren 30
J. van Vlietstraat 76 te Haarlem in de hoek. Jaren 30

Het 4 Mei verhaal van 2022 was moeilijker om op papier te zetten dan de verhalen van voorgaande jaren. Hoewel met veel ontzag geschreven en hopelijk ook met datzelfde gevoel te lezen voor wie de moeite neemt, viel er geen greintje gevoel van avontuur of humor in terug te brengen. Misschien is het dit jaar, 2022 tussen pandemie en oorlog, misschien is het mijn verdieping in de geschiedenis van Schotland vooraf aan het schrijven hiervan en de gevolgen van de ‘Battle of Culloden’. 

 

Misschien was het de herhaalde realisatie dat propaganda en de verspreiding van mis + desinformatie een ziekte en een gevaar is van alle tijden met alle gevolgen van dien.  

 

Ik wil dit jaar afsluiten met een dankwoord voor mijn Tante Nel en Oom Tom. 

Zij waren de bonus grootouders die ik als vanzelfsprekend nam. Twee bijzondere mensen, zus en broer, die er altijd waren voor de hele familie Pielage. Trotse drager van de naam.  Goede mensen. En de laatste van de Pielage clan die de van Vlietstraat 76 te Haarlem bewoonden. (Tot de dag dat ik het huis terug in de familie breng. #Goals.)

 

Lieve mensen. Bedankt voor het lezen. Herdenk vandaag, vier morgen je vrijheid. Hij is kostbaar en het vieren waard. Tot volgend jaar!